ECLI:NL:GHDHA:2017:2721

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
22-005464-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kinderrechter inzake bedreiging van een agent

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van bedreiging van hoofdagent van politie [aangever] op 4 maart 2016 te Delft. De bedreiging bestond uit dreigende uitspraken waarin de verdachte aangaf de agent te willen volgen en hem schade toe te willen brengen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de kinderrechter zou worden bevestigd. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging en heeft de eerder opgelegde straf herzien. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, met een voorwaardelijke proeftijd van 1 jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Het hof benadrukt het belang van de veiligheid van ambtenaren met een publieke taak en de noodzaak dat zij zonder bedreigingen kunnen functioneren. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005464-16
Parketnummer: 09-047605-16
Datum uitspraak: 29 augustus 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 30 november 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1998,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 augustus 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 maart 2016 te Delft hoofdagent van politie [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik volg je en dan weet ik waar je woont. Ik stuur iemand op je af. Ik ga er voor zorgen dat je in elkaar geslagen wordt. Ik ga een wapen kopen en dan is het voor jou te laat. ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks4 maart 2016 te Delft
hoofdagent van politie [aangever] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik volg je en dan weet ik waar je woont.
Ik stuur iemand op je af. Ik ga er voor zorgen dat je in elkaar geslagen wordt.Ik ga een wapen kopen en dan is het voor jou te laat. ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en
hoofdagent van politie [aangever] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans metzware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik volg je en dan weet ik waar je woont. Ik stuur iemand op je af. Ik ga er voor zorgen dat je in elkaar geslagen wordt.
Ik ga een wapen kopen en dan is het voor jou te laat.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van een agent. Deze situatie is door de agent als bedreigend ervaren. Ambtenaren met een publieke taak moeten - in het belang van de openbare orde - kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met bedreigingen vanuit het publiek.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een soortgelijk feit als de onderhavige. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Naar het oordeel van het hof doet het toepassen van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de verdediging verzocht, geen recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en het gegeven dat hij reeds eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 56, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77y, 77z, 77aa en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. M.C.R. Derkx en mr. P. de Haan, in bijzijn van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 augustus 2017.