Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
- de door de man met ingang van 20 januari 2016 tot 21 augustus 2016 te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongste jongmeerderjarige bepaald op € 54,- per maand;
- de door de man met ingang van 20 januari 2016 te betalen uitkering tot levensonderhoud van de vrouw bepaald op € 2.291,- per maand, vanaf de datum van de beschikking telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
- de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna ook: kinderalimentatie);
- de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de thans meerderjarige jongmeerderjarigen, (hierna ook: alimentatie jongmeerderjarigen);
- de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook: partneralimentatie).
Kinderalimentatie/alimentatie jongmeerderjarigen
- de man was op de hoogte van de situatie van de jongmeerderjarigen, ook toen zij 18 jaar werden;
- de behoefte van een kind of jongmeerderjarige verbleekt niet. Wat een kind na zijn 18de jaar doet, heeft hooguit invloed op de behoeftigheid;
- de man had een wijzigingsprocedure moeten starten toen de kinderen 18 jaar oud werden.
Partneralimentatie
- de inkomensdaling van de vrouw van € 3.464,- bruto in de maanden januari tot en met maart 2016 naar € 2.627,- bruto per maand met ingang van mei 2016 is verwijtbaar. De vrouw toont niet aan dat deze daling niet voor herstel vatbaar zou zijn. Uitgegaan moet worden van een inkomen van minimaal € 3.464,- bruto per maand;
- rekening moet worden gehouden met het kindgebonden budget (KGB) waarop de vrouw recht had en heeft, maar dat zij niet wenst(e) aan te vragen;
- naast de 36 contracturen voor de zorg voor de jongste jongmeerderjarige, kan de vrouw best nog (thuis)werk verrichten;
- de vrouw kan zelf in haar inmiddels verbleekte behoefte voorzien.
- bij de vrouw is geen sprake van verwijtbaar inkomensverlies. Zij is in 2013 om economische redenen ontslagen bij de kinderopvang, heeft een periode een WW-uitkering ontvangen en is daarna kort werkzaam geweest in de thuiszorg, alwaar haar contract niet is verlengd. Daarna heeft de vrouw met terugwerkende kracht tot augustus 2015 - uit hoofde van een zorgovereenkomst ten behoeve van de jongste jongmeerderjarige - inkomen ontvangen;
- de vrouw heeft enkele maanden lang een te hoge zorgvergoeding ontvangen, hetgeen later is rechtgetrokken: van inkomensverlies is derhalve geen sprake;
- de vrouw kan niet meer werken dan zij thans doet. Bovendien verdient zij thans meer dan met haar baan in de kinderopvang;
- de vrouw ontvangt geen KGB en overigens vermindert het KGB haar behoefte niet;
- de rechtbank heeft de aanvullende behoefte van de vrouw correct vastgesteld op € 2.291,- bruto per maand.