[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1971,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ter terechtzitting opgegeven [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 11 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 09 juli 2012 te Rotterdam en/of te Nootdorp en/of te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het
grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer (tenminste) 144 kilogram, althans 66 kilogram cocaïne, in geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2012 te Rotterdam en/of te Nootdorp en/of te Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van tenminste 144 kilogram, althans 66 kilogram cocaïne (verwerkt in blikjes cocosmelk), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen
en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en of middelen en/of inlichtingen tot het feit heeft getracht te verschaffen, immers hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- contact onderhouden en/of afspraken gemaakt met zijn mededader(s) en/of
één of meer andere perso(o)n(en) over de (af)levering van voornoemde cocaïne en/of
- telefonisch en/of per sms contact onderhouden met een of meer mededader(s) en/of
- een of meer afnemer(s) voor die cocaïne gezocht en/of benaderd en/of
- een of meer telefoongesprek(ken)gevoerd en/of sms verzonden/ontvangen met betrekking tot het invoeren en/of aankopen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of
- medeverdachten(en) benaderd voor de oprichting van een bedrijf en/of
- de oprichting van het bedrijf gefinancieerd en/of
- ( tegen betaling) een bedrijf opgericht genaamd [bedrijfsnaam] en/of (vervolgens) (laten) inschrijven in de Kamer van Koophandel en/of
- een loods en/of (bedrijfs)pand gezocht en/of gehuurd voor het opslaan van die cocaïne en/of
- ( telefonisch) contact onderhouden met de expediteur en/of
- de inklaringskosten betaald en/of
- het (meermalen) opwachten en/of in ontvangst nemen van de lading met dozen (met daarin de blikjes met cocaïne) en/of
- een of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren en/of aankopen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of- een reis naar Nederland ondernomen om de opgeslagen dozen gevuld met cocaïne (opgelost in blikjes cocosmelk) te
selecteren aan de hand van nummers op de dozen en/of
- aanwijzingen gegeven met betrekking tot het selecteren van de dozen en/of
- het selecteren en/of apart zetten van de dozen en/of
- de geselecteerde dozen geopend en/of
- de geselecteerde dozen in een personenauto geladen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 73 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde niet duidelijk is, nu het daarin verweten strafbare feit onvoldoende feitelijk en concreet is omschreven. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging ter zake van het onder 1 ten laste gelegde om die reden nietig dient te worden verklaard.
Het hof is van oordeel de inleidende dagvaarding voldoet aan de daaraan in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen. Uit de dagvaarding blijkt voldoende duidelijk en concreet hetgeen de verdachte onder 1 wordt verweten. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ervan blijk gegeven te begrijpen wat het aan haar onder 1 gemaakte verwijt inhoudt en zich daartegen verdedigd. Het beroep op nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde wordt derhalve verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hzij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 09 juli 2012 te Rotterdam en
/ofte Nootdorp en
/ofte Den Haag
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer (ten minste) 144 kilogram
, althans 66 kilogram cocaïne, in geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
2.
hzij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2012 te Rotterdam en
/ofte Nootdorp en
/ofte Den Haag,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken,vervoeren en
/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen van ten minste 144 kilogram
, althans 66 kilogram cocaïne(verwerkt in blikjes cocosmelk)
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en
/ofte bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat
/diefeit
(en)te plegen, te doen plegen, mede te plegen
, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffenen/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en
/ofmiddelen
en/of inlichtingentot het feit heeft getracht te verschaffen,
immers hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- contact onderhouden en/of afspraken gemaakt met zijn mededader(s) en
/oféén of meer andere perso(o)n(en) over de (af)levering van voornoemde cocaïne en
/of
- telefonisch
en/of per smscontact onderhouden met een of meer mededader(s) en
/of
- een of meer afnemer(s) voor die cocaïne gezocht en/of benaderd en/of
- een of meer telefoongesprek(ken)gevoerd
en/of sms verzonden/ontvangenmet betrekking tot het invoeren
en/of aankopen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekkenen
/ofvervoeren van die cocaïne en
/of
-
eenmedeverdachte
n(en)benaderd voor de oprichting van een bedrijf en
/of
- de oprichting van het bedrijf gefinancieerd en
/of
- ( tegen betaling) een bedrijf opgericht genaamd [bedrijfsnaam] en
/of (vervolgens
) (laten
)inschrijven in de Kamer van Koophandel en
/of
- een loods en/of (bedrijfs)pand gezocht en
/ofgehuurd voor het opslaan van die cocaïne en
/of
- ( telefonisch) contact onderhouden met de expediteur en
/of
- de inklaringskosten betaald en
/of
- het
(meermalen)opwachten en
/ofin ontvangst nemen van de lading met dozen (met daarin de blikjes met cocaïne) en
/of
- een of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren
en/of aankopen en/of verkopenen
/ofafleveren
en/of verstrekkenen
/ofvervoeren van die cocaïne en
/of
- een reis naar Nederland ondernomen om de opgeslagen dozen gevuld met cocaïne (opgelost in blikjes kokosmelk) te selecteren aan de hand van nummers op de dozen en
/of
- aanwijzingen gegeven met betrekking tot het selecteren van de dozen en
/of
- het selecteren en/of apart zetten van de dozen en
/of
- de geselecteerde dozen geopend en
/of
- de geselecteerde dozen in een personenauto geladen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat - kort en zakelijk weergegeven - er aan de zijde van de verdachte geen sprake is geweest van het opzettelijk invoeren van cocaïne, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat - kort en zakelijk weergegeven – de verdachte bij de invoer als zodanig niet is betrokken geweest, maar pas later – nadat de invoer was voltooid – in beeld kwam. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte derhalve ook om die reden dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts heeft de raadsman - wederom zakelijk weergegeven – het verweer gevoerd dat, gelet op de geringe rol van de verdachte, geen sprake is van medeplegen, doch hooguit van medeplichtigheid.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Voorwaardelijk opzet op invoer van cocaïne en medeplegen
Het hof is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte opzet – in voorwaardelijk zin – heeft gehad op de (verlengde) invoer van cocaïne en op de voorbereidingshandelingen daartoe.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat op 9 juli 2012 verdachte en haar medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de loods aan [adres] zijn aangehouden, evenals [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (ook wel: [medeverdachte 4]).
Uit een doorzoeking op 10 juli 2012 is gebleken dat diverse dozen waren geopend en onregelmatig waren verspreid over de gehele vloer van de loods en dat enkele dozen apart waren gezet. De dozen waren voorzien van het etiket ‘Product of Guyana, South America’.
Uit verdachtes eigen verklaring - met name ten overstaan van de politie op 16 juli 2012 (pagina 475 e.v. van het dossier) - blijkt dat haar echtgenoot, [echtgenoot], haar heeft gevraagd om naar Nederland te gaan om persoonlijk aan de medeverdachte [medeverdachte 1] nummers door te geven, omdat de nummers niet rechtstreeks via de telefoon aan [medeverdachte 1] verstrekt konden worden. De verdachte verklaart het vermoeden te hebben gehad dat het om drugs zou gaan. Zij moest met [medeverdachte 1] naar de plaats gaan waar de ‘spullen’ lagen en zodra zij daar zou zijn, zou [echtgenoot] haar naar een aparte Blackberry, die zij van hem had meegekregen, een pingbericht sturen met vijftien nummers. Deze nummers moest verdachte aan [medeverdachte 1] overhandigen. De verdachte maakte hieruit op dat de nummers nodig waren om een selectie te maken. Blijkens de verklaringen van [medeverdachte 3], afgelegd ten overstaan van de politie op 10, 11 en 18 juli 2012, hebben de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de loods dozen bekeken en nummers geroepen. Ook uit de verklaringen van [medeverdachte 4], afgelegd ten overstaan van de politie op 10 en 11 juli 2012, blijkt dat de verdachte in de loods dozen heeft gesorteerd. [medeverdachte 4] heeft bovendien verklaard dat [medeverdachte 1], Ali en de vrouw (het hof begrijpt: de verdachte) de hele tijd met elkaar aan het praten waren en dat “die drie wel duidelijk de leiding hadden”.
Uit diverse telefoontaps blijkt voorts dat [echtgenoot] herhaaldelijk aan [medeverdachte 1] laat weten dat de verdachte precies weet wat ze moet doen, dat ze alles snel wil doen en dat ze precies op de hoogte is. [echtgenoot] houdt [medeverdachte 1] in een telefoongesprek op 3 juli 2012 voor dat de verdachte alles van A tot Z moet kunnen volgen en dat als zij hen niet kan “back-uppen”, zij een groot probleem hebben. Vlak na aankomst op Schiphol verklaart de verdachte over de telefoon, op de vraag van [echtgenoot] of ze problemen had gehad “bij de dingen”, dat ze geen problemen heeft gehad, dat ze zo door kon lopen en dat ze het zo snel mogelijk wil doen.
Nu de verdachte zich onder de hiervoor weergegeven omstandigheden niet heeft teruggetrokken, maar - integendeel – naar Nederland is afgereisd, en zich bovendien, bij het zien van de hoeveelheid dozen, heeft ingespannen in de loods door actief bij te dragen aan het selecteren van de dozen, is het hof van oordeel dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het ging om de (verlengde) invoer van een (grote hoeveelheid) cocaïne en dat zij die kans willens en wetens ook heeft aanvaard. Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat vanuit Zuid-Amerika geen softdrugs worden geëxporteerd, maar dat met name vanuit dat continent cocaïne wordt geëxporteerd naar het Europese vasteland. Gelet op het voorgaande en het feit dat de dozen waren voorzien van een duidelijke etiket, waaruit bleek dat de dozen uit Guyana afkomstig waren, verwerpt het hof dan ook het verweer van de raadsman dat verdachte in de veronderstelling zou zijn geweest dat het om softdrugs ging en dat de verdachte geen wetenschap had of kon hebben dat het om cocaïne ging.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen is in voldoende overtuigende mate komen vast te staan dat de verdachte als intermediair voor het doorgeven van de nummers van de 15 dozen waarin de cocaïne was verpakt uit een partij van 1350 en als degene die een leidende rol vervulde bij de selectie van de genummerde dozen en wier fysieke aanwezigheid vanuit een oogpunt van toezicht op de afhandeling daarvan als wezenlijk werd beschouwd, een essentiële schakel in de keten vormde van het invoertraject en dat zij met haar handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd ten behoeve van de (verlengde) invoer vanuit Zuid-Amerika van een (grote) hoeveelheid cocaïne in Nederland. Het voorgaande brengt mee dat de verdachte nauw, planmatig en bewust heeft samengewerkt met haar medeverdachten en dat zij daarin een zodanig wezenlijke rol vervulde dat van medeplegen gesproken moet worden.
Het verweer wordt verworpen.
Nu de verdachte samen met de medeverdachten op 9 juli 2012 in de loods aanwezig was waar op dat moment dozen werden geselecteerd aan de hand van de nummers die verdachte van [echtgenoot] op een van hem meegekregen Blackberry ontving via een pingbericht en naar aanleiding waarvan die dozen apart werden gezet (een gedeelte daarvan reeds ingeladen in een personenauto), terwijl juist in die (geselecteerde) dozen cocaïne is aangetroffen, is het hof van oordeel dat verdachte handelingen heeft verricht die gericht waren op de verdere invoer van de cocaïne die reeds binnen het grondgebied van Nederland was gebracht. Er was dus sprake van invoer als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet en het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Het voorgaande leidt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, als volgt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich, samen met haar mededaders, schuldig gemaakt aan de (verlengde)invoer van een materiaal bevattende cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf houdt het hof rekening met de bij de invoer vervulde rol van de verdachte. De verdachte is vanuit Suriname naar Nederland afgereisd om nummers te ontvangen en door te geven, waarmee kon worden bewerkstelligd dat uit een vracht vol 1350 dozen met blikken kokosmelk de dozen konden geselecteerd die blikken kokosmelk bevatten waarin cocaïne was verwerkt. De verdachte beschikte aldus over cruciale informatie, waarmee haar rol voor de (verdere) invoer onmisbaar was. Daarnaast vervulde zij blijkens de telefoontaps in het geheel ook een toezichthoudende rol.
Op het onder 1 bewezenverklaarde feit is een gevangenisstraf gesteld van ten hoogste 12 jaren.
Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel dienen feiten als de onderhavige streng te worden bestraft.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van het voorlichtingsrapport/ advies schorsing preventieve hechtenis d.d. 20 augustus 2012, opgesteld door de forensisch maatschappelijk werker de heer A.A.M. Koot.
Anders dan de advocaat-generaal heeft bepleit zal het hof bij de bepaling van de straf uitgaan van het nettogewicht van de cocaïne, te weten 66 kilogram. Bij debewezenverklaringvan het feit kan worden uitgegaan van het brutogewicht nu het daarbij gaat om een hoeveelheid van een materiaalbevattendecocaïne. Dit brengt naar het oordeel van het hof evenwel niet mee dat ook bij de strafoplegging in het kader van de LOVS-oriëntatiepunten (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) van het brutogewicht dient te worden uitgegaan. Een dergelijke opvatting zou er immers toe leiden dat degene die cocaïne invoert in sterk verdunde vorm een aanmerkelijk hogere bestraffing te wachten zou staan dan degene die precies dezelfde hoeveelheid cocaïne invoert in minder verdunde vorm. Voor een dergelijk onderscheid bestaat geen goede grond en het hof is van oordeel dat dit ook niet uit de LOVS-oriëntatiepunten kan blijken. Het stelt integendeel vast dat deze voorzien in een omrekenregel voor gevallen waarin, zoals hier, sprake is van een vloeistof (5 ml staat bijvoorbeeld gelijk aan 1 gram) en is van oordeel dat hieruit volgt dat in geval van vloeistoffen het brutogewicht voor deze oriëntatiepunten juist niet maatgevend is. (Zie ook: CAG bij HR 13-09-2016, ECLI:NL:PHR:2016:889) Het hof is – alles afwegende en anders dan de raadsman met een verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft bepleit – van oordeel dat geen aanleiding bestaat om een lagere gevangenisstraf of andere strafmodaliteit op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren vormt een passende en geboden reactie.
Overschrijding redelijke termijn hoger beroep
Het hof stelt vast dat op 28 juni 2013 hoger beroep is ingesteld en dat de stukken van het geding op 11 augustus 2014 door de griffie van het gerechtshof zijn ontvangen, zodat de redelijke inzendtermijn van acht maanden is overschreden. Daarnaast is het hoger beroep niet binnen twee jaren na het instellen ervan afgedaan en is de termijn voor de berechting in hoger beroep in totaal met ongeveer drieëntwintig maanden overschreden. Wat betreft de duur van de behandeling in hoger beroep is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
Met deze omstandigheden houdt het hof rekening in die zin, dat in plaats van de door het hof thans overwogen gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.