ECLI:NL:GHDHA:2017:2602
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen
- J.A.C. Bartels
- T.J.P. van Os van den Abeelen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep na afstand van rechtsmiddelen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2016. De verdachte was in eerste aanleg ter terechtzitting verschenen en heeft toen afstand gedaan van de bevoegdheid om een rechtsmiddel aan te wenden. Dit is vastgelegd in de aantekening van het mondeling vonnis en het proces-verbaal van de terechtzitting. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 4 mei 2017 en 31 augustus 2017 heeft de verdachte verklaard dat zij geen afstand heeft willen doen van rechtsmiddelen en dat zij niet begreep wat dit inhield.
Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de stukken in het dossier, waaronder rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, in overweging genomen. Het hof concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat de verdachte niet heeft begrepen dat zij afstand deed van rechtsmiddelen. Aangezien er geen aanleiding is om te oordelen dat de afstand niet rechtsgeldig is geschied, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen in een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in het openbaar.