[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1999,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 augustus 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 66 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 september 2016 te Alphen aan den Rijn, omstreeks 02:12 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, valse sleutel door:
- ( met) een (strek)schroef in het slot van de voordeur te schroeven/boren/wrikken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 11 september 2016 te Alphen aan den Rijn omstreeks 02.12 uur ter uitvoering van het door voornoemde verdachte(n) voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn//hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel door (met) een
(strek)schroef in het slot van de voordeur te schroeven/boren/wrikken, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 8 tot en met 11 september 2016, althans op of omstreeks 11 september 2016 te Alphen aan den Rijn in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
- de beoogde woning uit te kiezen en/of
- het startmoment van de inbraak te bepalen en/of
- onderdak/een vluchtadres aan [medeverdachte] aan te bieden en/of
primair:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 9 juli tot en met 18 juli 2016 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen (telkens) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming door:
- het appartementencomplex en/of de galerij in te klimmen en/of
- met een slotentrekker het cilinderslot van de toegangsdeur en/of voordeur te verbreken/forceren; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven verdachten op of omstreeks 18 juli 2016 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door voornoemde verdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die voornoemde verdachten en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming door: - het appartementencomplex en/of de galerij in te klimmen en/of
- met een slotentrekker het cilinderslot van de toegangsdeur en/of voordeur te verbreken/forceren; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 8 tot en met 18 juli 2016, althans op of omstreeks 18 juli 2016 te Alphen aan den Rijn in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door betrokken te zijn bij het plannen van de inbraak en/of door telefonisch inlichtingen te verschaffen over de wijze waarop de beoogde woning ([adres]) wederrechelijk kon worden binnengetreden;
primair:
hij op of omstreeks 06 september 2016 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan [adres 3]:
- een bioscoopbon ter waarde van 8,50 euro;
- een Nixon Coolpix camera;
- een Playstation Portable;
- een Apple Air 2 Tablet;
- een foto/film tas van het merk Case Logic;
- een SanDisk geheugenkaart;
- een acer aspirant V3-731 notebook;
- een groene Replay rugtas;
- een zwarte Arena rugtas;
- een Packard-Bell 15-16 inch notebook;
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het gebruik van een valse sleutel, te weten een voordeursleutel tot welk gebruik hij/zijn niet gerechtigd was/waren;
subsidiair:
hij op of omstreeks 06 september 2016 te Alphen aan den Rijn,
een of meerdere goed(eren) te weten:
- een bioscoopbon ter waarde van 8,50 euro;
- een Nixon Coolpix camera;
- een Playstation Portable;
- een Apple Air 2 Tablet;
- een foto/film tas van het merk Case Logic;
- een SanDisk geheugenkaart;
- een acer aspirant V3-731 notebook;
- een groene Replay rugtas;
- een zwarte Arena rugtas;
- een Packard-Bell 15-16 inch notebook;
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 66 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden van toezicht door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt een behandeling bij het Palmhuis of een soortgelijke instelling, en het volgen van onderwijs, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Feit 1 primair en subsidiair (‘[adres 1]’)
Naar het oordeel van het hof moet van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden worden uitgegaan.
In de periode tussen 9 september 2016 te 14:30 uur en 11 september 2016 te 02:11 uur is gepoogd in te breken in een woning gelegen aan de [adres 1] te Alphen aan den Rijn (proces-verbaal aangifte met bijlagen met nummer PL1500-2016253814-1, p. 730-735 dossier).
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 11 september 2016 omstreeks 02:10 uur twee personen zag staan ter hoogte van de [adres 1]. Zij waren constant bij het slot van de deur aan het rommelen. Een derde persoon stond op de kruising van de Eendenkooi met de Kooikerstraat. Van deze derde persoon is geen signalement opgegeven (proces-verbaal van verhoor getuige met bijlagen met nummer PL1500-2016253814-16, p. 736-740 dossier).
In de omgeving van de woning zijn na de inbraak [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden (respectievelijk proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1500-2016253814-12, p. 741-742 dossier, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen met nummer PL1500-2016253814-18, p. 744-747 dossier en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1500-2016253814-23, p. 757-758 dossier).
Op 11 september 2016 te 1:48:50 uur heeft tussen [medeverdachte 1] en de verdachte een gesprek plaatsgevonden waarin de verdachte onder andere zegt “ik ben nog buiten man”, “ik ben nu buiten”, “ik ben nu voor [medeverdachte 2] z’n flat” en “kom nu nu nu snel, we gaan gelijk te werk” (p. 810 dossier).
Getuige [getuige 2] heeft verklaard: “[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn de twee die daadwerkelijk inbreken. Daarbij zijn er nog wat anderen, die op de uitkijk staan. [verdachte] is iemand die op de uitkijk staat. Anderen waarvan ik weet die weleens meedoen zijn [medeverdachte 3]. Ik weet, dat hij ook bij verschillende inbraken op de uitkijk heeft gestaan.” (proces-verbaal van verhoor getuige, p. 288 dossier).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de woninginbraak en niet buiten te zijn geweest.
Vrijspraak feit 1 primair
Het hof stelt voorop dat voor de kwalificatie van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, en dat die kwalificatie slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte bij de poging woninginbraak betrokken is geweest en hieraan een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van medeplegen. Immers, op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat de verdachte één van de drie personen was die door getuige [getuige] zijn gezien bij de woning aan de [adres 1]. In het ongewisse is gebleven of de verdachte al dan niet op de plaats delict is geweest en of hij op de uitkijk heeft gestaan.
Mitsdien wordt de verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
Het hof stelt voorop dat van medeplichtigheid sprake is als iemand hulp verleent bij een misdrijf dat door een ander wordt begaan. Deze hulp kan voorafgaand aan of ten tijde van het misdrijf worden verleend.
Het hof is van oordeel dat het dossier te weinig specifieke aanknopingspunten bevat om de verdachte als medeplichtige aan de poging woninginbraak te kunnen aanmerken. Uit de hiervoor genoemde tapgesprekken blijkt naar het oordeel van het hof onvoldoende dat de verdachte tot het plegen van deze poging woninginbraak gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft. Voorts is het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat, mede gelet op bovengenoemde aanhoudingen van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op de uitkijk heeft gestaan.
Naar het oordeel van het hof is derhalve geen sprake van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid. Het hof spreekt de verdachte daarvan vrij.
Feit 2 primair en subsidiair (‘[adres]’)
Naar het oordeel van het hof moet van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden worden uitgegaan.
Op 9 juli 2016 is aangifte gedaan van een poging tot inbraak door middel van het uitboren van het cilinderslot van de voordeur van het appartementencomplex [adres] te Alphen aan den Rijn (afschrift van aangifte met nummer PL1633-2016191792, p. 631-632 dossier).
Op 23 juli 2016 heeft [benadeelde partij 2] bericht ontvangen dat geprobeerd is in zijn woning aan de [adres] in te breken. Het cilinderslot van de voordeur was vernield (proces-verbaal aangifte met nummer PL1500-2016207990-1, p. 633-635 dossier).
Op 18 juli 2016 te 2:53:15 uur heeft tussen [medeverdachte 2] en de verdachte een gesprek plaatsgevonden waarbij de verdachte onder meer het volgende zegt: “weet je wat relaxed is neef? Bij die flat, ik ken in die flat komen zonder geluid niks. Snap je? Ik moet alleen die deur voor jullie open doen voor de rest gewoon safe snap je? Is wel relaxed.” Ook zegt hij: “Het enigste waar ik voor vrees, dat die slot ook misgaat.” (p. 676 dossier).
Op 18 juli 2016 te 03:51:12 uur heeft tussen de verdachte en eerst [medeverdachte 2], later [medeverdachte 3], het volgende gesprek plaatsgevonden:
“[verdachte]: ewa luister, ben je met [medeverdachte 3]?
[MEDEVERDACHTE 2]: ja
[VERDACHTE]: Mag ik [MEDEVERDACHTE 3]?
[VERDACHTE]: je weet toch die deur, onderaan die deur van de ingang, als je nog een beetje rechtdoor loopt, heb je toch die galerij van die eerste deur, mohiem klim daar op, als je daar op gaat klimmen ga … (ntv) die deur naar die hal, safi?
[MEDEVERDACHTE 3]: ja geef nou je weet toch
[VERDACHTE]: je weet nu toch, mohiem doe die ding, ik hoor het straks wel, thalla succes
[MEDEVERDACHTE 3]: ja toch.” (p. 682 dossier).
Uit onderzoek is gebleken dat een bewoner al op 18 of 19 juli 2016 had gezien dat het slot van de woning [adres] er enkele centimeters uit stak (p. 651 dossier).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in de nacht van 8 op 9 juli samen met medeverdachten naar de [adres] zou gaan en dat hij wist wat ze zouden gaan doen, maar dat hij, toen hij een auto met beslagen ramen zag, een slecht gevoel kreeg en naar huis is gegaan. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij de tweede keer, op 18 juli, ook van plan was met medeverdachten naar deze woning te gaan, maar dat dit niet is doorgegaan omdat hij niet ongemerkt zijn huis kon verlaten doordat zijn vader nog wakker was vanwege de staatsgreep in Turkije.
Vrijspraak feit 2 primair
Het hof stelt voorop dat voor de kwalificatie van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, en dat die kwalificatie slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de bijdrage van de verdachte aan de poging inbraak in de woning aan de [adres] van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van medeplegen.
Het hof is derhalve, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 2 subsidiair
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig de door hem overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnotitie vrijspraak bepleit van feit 2 subsidiair. Hiertoe heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat in het tapgesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] niet wordt gesproken over de woning zelf, over aanwezige beveiliging of camera’s, looproutes, gebruik van gereedschap of andere belangrijke zaken, zodat de verdachte geen rol heeft gehad in de uitvoering of voorbereiding.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat van medeplichtigheid sprake is als iemand hulp verleent bij een misdrijf dat door een ander wordt begaan. Deze hulp kan voorafgaand aan of ten tijde van het misdrijf worden verleend.
In het tapgesprek van 18 juli 2016 te 2:53:15 uur heeft de verdachte er blijk van gegeven te weten hoe je zonder geluid de flat kan betreden. Ook blijkt uit dit gesprek dat de verdachte op de hoogte is geweest van de afloop van de eerste poging. De verdachte zegt immers dat hij vreest dat ook dit slot misgaat.
Het was volgens de verdachte de bedoeling dat hij in de nacht van 18 juli 2016 mee zou gaan naar de woning aan de [adres]. Toen de verdachte zijn eigen woning niet kon verlaten, heeft hij contact opgenomen met de anderen.
Naar het oordeel van het hof leveren de inlichtingen die de verdachte vervolgens in het tapgesprek van 18 juli 2016 te 03:51:12 uur aan [medeverdachte 3] heeft gegeven (“je weet toch die deur” tot “naar die hal, safi?”) medeplichtigheid op. Immers, de verdachte vraagt [medeverdachte 2] om [medeverdachte 3] de telefoon te geven en geeft dan aan [medeverdachte 3] specifieke aanwijzingen met betrekking tot het bereiken van de woning. Vervolgens vraagt hij hem op de hoogte te houden van de afloop, zo blijkt uit “doe die ding, ik hoor het straks wel”.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van de medeplichtigheid aan de poging tot woninginbraak en acht daarom het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer wordt verworpen.
Feit 3 primair en subsidiair (‘[adres])
Naar het oordeel van het hof moet van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden worden uitgegaan.
Op 6 september 2016 tussen 08:00 uur en 12:10 uur is ingebroken in de woning aan [adres 3] te Alphen aan den Rijn. Hierbij zijn diverse goederen weggenomen, waaronder een Apple tablet, een Packard Bell notebook, een Acer notebook en een Samsung laptop (proces-verbaal aangifte met bijlagen met nummer PL1500-2016249296-1, p. 697-703 dossier en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1500-2016249296-7, p. 723-724 dossier).
Op 6 september 2016 te 12:05:22 uur heeft tussen [medeverdachte 2] en de verdachte een appgesprek plaatsgevonden waarbij de verdachte tegen [medeverdachte 2] onder meer zegt: “Ga je die lappies stoten of niet” en “Ipad, packardbell, samsung mini laptop, acer” (proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 719 dossier).
Vrijspraak feit 3 primair
Het hof stelt voorop dat voor de kwalificatie van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, en dat die kwalificatie slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Tegen deze achtergrond bezien is het hof van oordeel dat het enkele voornoemde appgesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] onvoldoende is om te kunnen spreken van medeplegen. Hoewel in het gesprek dat kort na de inbraak heeft plaatsgevonden, goederen worden genoemd die overeenkomen met de weggenomen goederen, kan op basis van dit gesprek niet worden bewezen dat het de verdachte zelf is geweest die betrokken is geweest bij de woninginbraak en hieraan een bijdrage heeft geleverd.
Het hof is derhalve, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat de verdachte van hetgeen aan hem onder 3 primair is ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3 subsidiair
Ten aanzien van de onder 3 subsidiair ten laste gelegde heling is het hof van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde goederen feitelijk voorhanden heeft gehad. De verdachte dient reeds hierom te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 subsidiair is ten laste gelegd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte] en
/of[medeverdachte 3]
en/of een of meer onbekend gebleven verdachtenop of omstreeks 18 juli 2016 te Alphen aan den Rijn
,ter uitvoering van het door voornoemde verdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
/uiteen woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld van
zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die voornoemde verdachten
en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming door
: -het appartementencomplex en/of de galerij in te klimmen
;en/of
-met een slotentrekker het cilinderslot van de
toegangsdeur en/ofvoordeur
tehebbenverbr
eoken/
geforce
er
den;,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte
in de periode van 8 tot en met 18 juli 2016, althansop
of omstreeks18 juli 2016 te Alphen aan den Rijn in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/ofopzettelijk
gelegenheid, middelen ofinlichtingen heeft verschaft
door betrokken te zijn bij het plannen van de inbraak en/ofdoor telefonisch inlichtingen te verschaffen over de wijze waarop de beoogde woning ([adres]) wederrech
telijk kon worden binnengetreden
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is, op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven, medeplichtig geweest aan een poging tot een woninginbraak. Daarbij heeft hij niet geschroomd om, nadat hij bij een eerder voornemen om te gaan inbreken kennelijk niet is meegegaan, anderhalve week later toch weer het plan op te vatten om met medeverdachten mee te gaan om in de woning te gaan inbreken. Dat dit voornemen niet is uitgevoerd, heeft uitsluitend met externe omstandigheden te maken gehad. Dit baart het hof zorgen. Woninginbraken zorgen immers voor veel overlast en schade. Ook versterken woninginbraken gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het hof zal meewegen dat de verdachte, blijkens zijn uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2017, niet eerder is veroordeeld.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 48, 77a, 77g, 77h, 77i, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.