ECLI:NL:GHDHA:2017:2536

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
22-003931-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis wegens niet naar behoren verrichte taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de kennisgeving van het openbaar ministerie tot toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde had een taakstraf van 180 uren opgelegd gekregen, welke voorwaardelijk was, en zou vervangen worden door hechtenis voor 47 dagen indien de taakstraf niet naar behoren zou worden verricht. De advocaat-generaal had op 12 mei 2017 kennis gegeven dat vervangende hechtenis voor 46 dagen zou worden toegepast, omdat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren had uitgevoerd. De veroordeelde heeft slechts 7 uren van de taakstraf uitgevoerd en heeft een bezwaarschrift ingediend, waarin zij stelde dat haar niet-naleving van de afspraken met de reclassering te wijten was aan omstandigheden buiten haar schuld, waaronder een terugval in drugsgebruik.

Het hof heeft het bezwaarschrift behandeld op een openbare zitting op 15 augustus 2017, waar de advocaat-generaal de conclusie trok dat het bezwaarschrift ongegrond moest worden verklaard. De rapportage van de reclassering bevestigde dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren had verricht. Ondanks dat de veroordeelde had aangegeven haar bezwaar nader te willen toelichten, is zij niet verschenen op de zitting. Haar raadsvrouw was niet gemachtigd om het bezwaar toe te lichten. Het hof concludeerde dat de inhoudelijke onderbouwing van de rapportage niet was betwist en dat de omstandigheden die de veroordeelde aanvoerde niet voldoende waren om de conclusie van het openbaar ministerie te weerleggen. Het hof heeft uiteindelijk het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rolnummer 22-003931-15
Datum uitspraak 29 augustus 2017
VERSTEK

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige kamer voor strafzaken

ARREST

gewezen op het bezwaarschrift op grond van artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht tegen de kennisgeving van het openbaar ministerie tot toepassing van vervangende hechtenis, ingediend namens de veroordeelde, genaamd:

[veroordeelde],

geboren op [geboortejaar] 1979 te [geboorteplaats],
[adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis, te Utrecht.
Procesgang
Bij onherroepelijk arrest van dit gerechtshof van 30 maart 2016 met bovengemeld rolnummer is last gegeven tot tenuitvoerlegging van eerder aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde taakstraffen met een gezamenlijke duur van 180 uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 47 dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft de veroordeelde kennis gegeven dat vervangende hechtenis voor de duur van 46 dagen zal worden toegepast.
De kennisgeving is op 12 mei 2017 aan de veroordeelde betekend.
Namens de veroordeelde is door mr. N. Aydogan-Kütük, advocaat te Rotterdam, tijdig een bezwaarschrift ingediend tegen deze kennisgeving.
Het hof heeft dit bezwaarschrift behandeld op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2017. Daar is gehoord de advocaat-generaal mr. M. van der Horst.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.
Beoordeling van het bezwaarschrift
Volgens de “Rapportage reclassering” van het Centraal Justitieel Incassobureau d.d. 30 maart 2017 heeft de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht, nu de veroordeelde de over de uitvoering van de taakstraf gemaakte afspraken niet is nagekomen. Alvorens de taakstraf definitief als mislukt werd beschouwd, heeft zij 7 uren van de opgelegde taakstraf uitgevoerd.
Het bezwaarschrift houdt kort gezegd in dat het niet verrichten van de volledige taakstraf niet enkel aan de veroordeelde is te wijten, nu zij als gevolg van een door verscheidene omstandigheden buiten haar schuld veroorzaakte terugval in drugsgebruik haar afspraken met de reclassering heeft moeten missen. Voorts vreest de veroordeelde bij voortdurende detentie voor verlies van de band met haar dochter.
Ofschoon de veroordeelde bij bezwaarschrift heeft gesteld dat zij haar bezwaar nader wenst toe te lichten, is zij zonder bericht niet ter terechtzitting verschenen. Haar wel verschenen raadsvrouw bleek niet gemachtigd om het bezwaar toe te lichten.
Het hof concludeert dat de genoemde rapportage reclassering wat betreft de inhoudelijke onderbouwing niet is betwist.
De daaraan door het openbaar ministerie verbonden conclusie wordt door de veroordeelde bestreden, maar het hof ziet zonder nadere onderbouwing –die ontbreekt- niet in dat de door de veroordeelde aangevoerde omstandigheden aan die conclusie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter zitting is dan ook gebleken dat
de taakstraf niet naar behoren is verricht.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard.
Beslissing
Het hof:

verklaart het bezwaarschrift ongegrond.

Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 augustus 2017.
mr. M.P.J.G. Göbbels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.