ECLI:NL:GHDHA:2017:2533

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
22-003540-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend tegen de kennisgeving van het openbaar ministerie tot toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde, die in 2015 was veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, had deze taakstraf niet kunnen verrichten vanwege persoonlijke omstandigheden. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde in moeilijke omstandigheden verkeerde, waaronder een echtscheiding en maatschappelijke problemen, waardoor hij niet in staat was de taakstraf uit te voeren. De advocaat-generaal had eerder kennis gegeven van de vervangende hechtenis voor 69 dagen, maar de veroordeelde heeft hiertegen bezwaar aangetekend.

Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 15 augustus 2017 zijn de veroordeelde, zijn raadsman mr. P.C. Kaiser, en de advocaat-generaal mr. M. van der Horst gehoord. Het hof heeft de argumenten van de veroordeelde en zijn advocaat overwogen en geconcludeerd dat de omzettingsbeslissing tijdig was genomen. De reclassering had bevestigd dat de veroordeelde de taakstraf niet had verricht, maar het hof erkende de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde per 1 juni 2017. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten het bezwaarschrift gegrond te verklaren en de veroordeelde de kans te geven om de taakstraf alsnog te verrichten.

Het hof heeft bepaald dat het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht 138 bedraagt en dat deze taakstraf binnen negen maanden na de uitspraak moet worden voltooid. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de veroordeelde, die nu de gelegenheid krijgt om zijn straf alsnog uit te voeren.

Uitspraak

Rolnummer 22-003540-14
Datum uitspraak 29 augustus 2017

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige kamer voor strafzaken

ARREST

gewezen op het bezwaarschrift op grond van artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht tegen de kennisgeving van het openbaar ministerie tot toepassing van vervangende hechtenis, ingediend namens de veroordeelde, genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats],
[adres].
ProcesgangDe veroordeelde is bij op 9 april 2015 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 26 maart 2015 met bovengemeld rolnummer – voor zover hier van belang - veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, met aftrek van voorarrest, te vervangen door hechtenis voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft de veroordeelde kennis gegeven dat vervangende hechtenis voor de duur van 69 dagen zal worden toegepast.
De kennisgeving is op 11 mei 2017 aan de veroordeelde toegezonden.
Namens de veroordeelde is door mr. P.C. Kaiser, advocaat te ‘s-Gravenhage, tijdig een bezwaarschrift ingediend tegen deze kennisgeving.
Het hof heeft dit bezwaarschrift behandeld op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2017. Daar zijn gehoord de veroordeelde, zijn raadsman mr. P.C. Kaiser, advocaat te
’s-Gravenhage, en de advocaat-generaal mr. M. van der Horst.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.
Beoordeling van het bezwaarschrift
Het hof verwerpt als feitelijk ongegrond dat de omzettingsbeslissing, gelet op het bepaalde in artikel 22c-3 van het Wetboek van Strafrecht te laat is genomen.
Bij de stukken bevindt zich immers een Beslissing termijnverlenging uitvoering taakstraf onder parketnummer 2200354014 van de advocaat-generaal, ressortsparket Den Haag van 21 maart 2017. Daaruit volgt dat de onderhavige termijn is verlengd tot 9 april 2017, zodat de termijn waarbinnen het bestreden besluit tot omzetting kon worden genomen loopt tot 3 maanden na laatstgenoemde datum.
De bestreden omzetting heeft dus tijdig plaatsgevonden.
Blijkens de “Rapportage reclassering” van het Centraal Justitieel Incassobureau d.d. 26 april 2017 heeft de veroordeelde de taakstraf in het geheel niet verricht.
Uit het onderzoek ter zitting in hoger beroep is aannemelijk geworden dat de veroordeelde in moeilijke omstandigheden verkeerde in de periode waarin hij werd geacht de taakstraf te verrichten. Uit de achtereenvolgens door reclassering verleende uitstellen leidt het hof af dat die omstandigheden op zichzelf ook door de reclassering zijn erkend. Dat ten tijde van de retourzending door de reclassering van de taakstraf van de veroordeelde in die omstandigheden verandering was gekomen vloeit naar het oordeel van het hof bepaald niet voort uit het dossier. Anderzijds begrijpt het hof dat de reclassering de taakstraf wel moest retour zenden omdat nader uitstel niet kon worden verleend. Het hof acht aannemelijk dat de omstandigheden waarin de veroordeelde ten tijde van de retourzending verkeerde nog steeds van dien aard waren dat de reclassering de veroordeelde opnieuw, hoezeer ook bij wijze van allerlaatste kans, uitstel zou hebben verleend, indien dat tot de mogelijkheden zou hebben behoord.
Ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, die na een moeizame echtscheiding in 2014 in maatschappelijke problemen is geraakt, inmiddels (per 1 juni 2017) op wezenlijke punten zijn verbeterd, en wel aldus dat hij niet langer dakloos is en van instanties hulp ter beschikking heeft waarover hij eerder niet beschikte. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om de veroordeelde nog een laatste maal tegemoet te komen en is van oordeel dat hij in de gelegenheid dient te worden gesteld de opgelegde taakstraf te verrichten.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard.
Het aantal uren taakstraf dat nog dient te worden verricht, bedraagt 138 uren. De taakstraf dient binnen negen maanden na heden te worden voltooid.
Beslissing
Het hof:

verklaart het bezwaarschrift gegrond;

stelt het aantal uren
taakstrafdat nog moet worden verricht op
138 (honderd achtendertig) uren;
bepaalt dat de taakstraf
binnen 9 (negen) maandenna heden moet worden voltooid.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 augustus 2017.
mr. M.P.J.G. Göbbels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.