ECLI:NL:GHDHA:2017:2518

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
2200176216
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens mishandeling en belediging van verbalisanten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1943, was in eerste aanleg vrijgesproken van wederspannigheid en mishandeling, maar veroordeeld tot een taakstraf voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 18 augustus 2017, waarbij de advocaat-generaal en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdachte werd beschuldigd van het verzetten tegen ambtenaren en het beledigen van hen tijdens een incident op 20 april 2015 in Poeldijk.

Het hof heeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de mishandeling van verbalisanten en de belediging door het opsteken van de middelvinger. Het hof oordeelde dat de politie onrechtmatig had gehandeld door de verdachte in zijn woning aan te pakken zonder voldoende rechtsgrond. De verdachte had zich verdedigd tegen de onrechtmatige aanhouding, wat leidde tot de vrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Ook de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, werden afgewezen omdat de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard en hen veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt in verband met de vordering. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor politieagenten om met de nodige souplesse op te treden, vooral in situaties waarin geen acute dreiging bestaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001762-16
Parketnummer: 09-079930-15
Datum uitspraak: 1 september 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 31 maart 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1943,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 18 augustus 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 20 uren voorwaardelijk, subsidiair 10 dagen hechtenis. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 20 april 2015 te Poeldijk, gemeente Westland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten belast met noodhulpsurveillance, door
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de testikels, in elk geval in het kruis van die [verbalisant 1] te trappen/schoppen en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [verbalisant 2] in het kruis te grijpen en/of (vervolgens) in de testikels van die [verbalisant 2] te knijpen en/of aan de testikels van die [verbalisant 2] te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [verbalisant 3] in het kruis te grijpen en/of (vervolgens) in de testikels
van die [verbalisant 3] te knijpen en/of aan de testikels van die [verbalisant 3] te trekken;
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 april 2015 te Poeldijk, gemeente Westland, een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de testikels, in elk geval in het kruis van die [verbalisant 1] te trappen/schoppen en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [verbalisant 2] in het kruis te grijpen en/of (vervolgens) in de testikels van die [verbalisant 2] te knijpen en/of aan de testikels van die [verbalisant 2] te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [verbalisant 3] in het kruis te grijpen en/of (vervolgens) in de testikels van die [verbalisant 3] te knijpen en/of aan de testikels van die [verbalisant 3] te trekken;
2:
hij op of omstreeks 20 april 2015 te Poeldijk, gemeente Westland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met noodhulpsurveillance, door meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met zijn vuist) die [verbalisant 2] in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan/stompen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gescheurde lip bij die [verbalisant 2] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 april 2015 te Poeldijk, gemeente Westland, een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met zijn vuist) die [verbalisant 2] in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan/stompen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 april 2015 te Poeldijk, gemeente Westland, [verbalisant 2] (hoofdagent van politie
Eenheid Den Haag) heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met zijn vuist) die [verbalisant 2] in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan/stompen;
3:
hij op of omstreeks 20 april 2015 te Poeldijk, gemeente Westland opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 4] (aspirant van politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, heeft beledigd, door
- die ambtena(a)r(en) de woorden toe te voegen: “Kankerlijers”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
- zijn middelvinger in de richting van die ambtena(a)r(en) op te steken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is – met de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Tevens is het hof van oordeel dat – overeenkomstig het standpunt van zowel de advocaat-generaal als de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan de verdachte onder 3, tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd, te weten de belediging door het opsteken van de middelvinger in de richting van één of meer ambtenaren, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voor het overige overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep leidt het hof af dat de ten laste gelegde manipulatie van testikels en kruis niet eerder plaatsvond dan nadat de verdachte door de politie was vastgegrepen. Voor de vraag welke rechtsgrond voor dit vastgrijpen bestaat, acht het hof zich primair aangewezen op het proces-verbaal van aanhouding. Dit proces-verbaal van aanhouding vermeldt niet hoe de verdenking jegens de verdachte luidde, noch dat de verdachte is aangehouden. De politie heeft volstaan met de zinsnede: ‘Ik, [verbalisant 2], heb vervolgens tegen de man gezegd dat de maat nu vol was en dat hij mee moest naar het bureau’. De verschillende processen-verbaal van bevindingen van de opsporingsambtenaren bevatten het begrip ‘belemmering’ als grond voor aanhouding. Het hof constateert evenwel dat de politie naar aanleiding van een melding van ruzie in de woning van de verdachte contact heeft gezocht met de verdachte in diens woning en dat de verdachte onomwonden te kennen heeft gegeven op dit contact geen prijs te stellen. Dat de politie op dat moment tot optreden geroepen was om te handelen in een noodsituatie, al dan niet een situatie als bedoeld in artikel 2 lid 3 van de Algemene wet op het binnentreden, blijkt op geen enkele wijze uit het proces-verbaal. Immers, de vriendin van de verdachte had tijdens dit politiecontact de woning verlaten en liep dus reeds om die reden geen acuut gevaar. Dat de verdachte in een hulpbehoevende situatie verkeerde leidt het hof evenmin af uit de processen-verbaal. Het had dan ook op de weg van de politie gelegen, hetzij, zoals door de verdachte meermalen verzocht, zich te legitimeren, hetzij zich te voorzien van het noodzakelijke om bevoegdelijk de woning binnen te treden. Dit heeft de politie nagelaten.
Naar het oordeel van het hof dient in een dergelijk geval waarin de verdachte zich in zijn woning bevindt en er geen acute dan wel anderszins dreiging van hem uitgaat, mede gelet op de leeftijd van verdachte – ten tijde van het incident 71 jaar - met de nodige souplesse te worden opgetreden. In weerwil daarvan heeft de politie de verdachte vastgepakt en aan hem getrokken, hem meermalen gepepperd, de voordeur van de woning van de verdachte opengebroken en de woning binnengetreden, fysiek geweld op de verdachte toegepast, de verdachte in een nekklem gehouden en vervolgens de houding van de geïrriteerd rakende verdachte kennelijk aangemerkt als een gevulde maat en daaraan later de aanduiding ‘belemmering’ gegeven.
Door de verdachte aan te pakken op de manier zoals blijkt uit de processen-verbaal, heeft de politie naar het oordeel van het hof de verdachte onrechtmatig in zijn vrijheid beperkt, hetgeen als een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte kan worden aangemerkt. Het hof acht het, gelet op voornoemde omstandigheden, niet zonder meer onbegrijpelijk, dat de verdachte zich daartegen heeft verdedigd.
Gegeven de verklaringen van de verdachte over de wijze waarop de opsporingsambtenaren hem in bedwang trachtten te krijgen, acht het hof de ten laste gelegde handelingen niet disproportioneel. Dit betekent dat het verweten gedrag niet als wederrechtelijk kan worden aangemerkt en dat de verdachte van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het onder 2 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde treft hetzelfde lot.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, had het de politie gesierd de verdachte met meer souplesse tegemoet te treden. Daarbij houdt het hof ook rekening met de omstandigheid dat een en ander plaatsvond in de privésfeer van verdachte en de gevorderde leeftijd van de verdachte.
Ofschoon het woord ‘kankerlijers’ op zichzelf als ongepast en beledigend kan worden beschouwd, is het hof van oordeel dat, gelet op de gegeven omstandigheden, dat in dit geval niet als beledigend kan worden opgevat. Derhalve behoort de verdachte ook ten aanzien van het overige dat onder 3 is ten laste gelegd te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [verbalisant 2]
In het onderhavige strafproces heeft [verbalisant 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 750,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedinsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding [verbalisant 1]
In het onderhavige strafproces heeft [verbalisant 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde tot een bedrag van € 530,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 530,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 530,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegd wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezendat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 2] in de vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] in de vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. M.J.J. van den Honert en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier mr. L.B. Schut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 september 2017.
mr. R.M. Bouritius is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.