Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.Feiten
“
Tot zekerheid tot nakoming van de verplichtingen is overeengekomen dat door de notaris een passende uitwerking[sic]
vastgesteld van door of namens Koper te verstrekken zekerheden. Eén[sic]
dient nader uitgewerkt te worden in de akte van koop en verkoop. De overeengekomen mogelijkheden bestaan uit:- Hillson Beheer B.V. staat garant en stelt zich hiertoe aansprakelijk of- Hillson Beheer B.V. verleent een eerste pandrecht op de aandelen Safety-Bell B.V. i.o. en verklaart vervolgens op deze aandelen geen verdere zakelijke rechten te vestigen.”Een notariële akte waarin de koopovereenkomst is vervat of verder uitgewerkt is niet tot stand gekomen.
“Hillson Holding B.V., (...) ten deze vertegenwoordigd door haar directeur de heer [bestuurder Hilson Beheer] B.V., verklaart zich met ingang van 1 januari 2002 hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor schulden voortvloeiende uit de rechtshandelingen van de groepsmaatschappij Safety-Bell B.V. te Alphen aan den Rijn.”.
De rechtbank heeft de vordering van [verkoper] tot betaling van de koopprijs door Hillson Holding afgewezen bij tussenvonnis/deelvonnis van 19 januari 2005. Daartoe overwoog de rechtbank dat de in artikel 2 lid 5 van de overeenkomst bedoelde zekerheid ten behoeve van [verkoper] niet is uitgewerkt in een notariële akte, en door partijen daardoor geen keuze is gemaakt voor de ene of de andere zekerheid.
De rechtbank Den Haag heeft de zaak, nadat Hillson Holding op 17 oktober 2007 een conclusie van antwoord had genomen, (niet op initiatief van Hoad) naar de parkeerrol verwezen in afwachting van de uitkomst van de procedure bij het hof Amsterdam in het hoger beroep. De rechtbank heeft die beslissing medegedeeld bij brief van 21 januari 2008.
3.De vordering van Hoad, het oordeel van de voorzieningenrechter
Safety-Bell biedt geen verhaal voor het ingevolge het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2007 nog verschuldigde deel van de koopprijs. Hillson Holding is op grond van de 403-verklaring aansprakelijk voor de schuld van Safety-Bell uit de koopovereenkomst met [verkoper]. Alle vorderingen van [verkoper] op Safety-Bell en Hillson Holding voortvloeiend uit de overeenkomst zijn gecedeerd aan Hoad. Hoad vordert het door de rechtbank Amsterdam aan [verkoper] toegewezen deel van de koopprijs van € 442.435,71 (inclusief rente berekend tot 28 februari 2016 is dat inmiddels: € 738.513,39) en de te betalen proceskosten van € 51.389,29 (inclusief rente), welke vordering ook aan Hoad is gecedeerd.
4.De beoordeling in hoger beroep
403-verklaring: rechtshandeling, bekrachtiging en inhoud (uitleg) van de verklaring
vanaf1 januari 2002 of vallen onder het bereik ook schulden uit rechtshandelingen tot stand gekomen
voor1 januari 2002?
In de visie van Hillson Holding laat de 403-verklaring geen andere uitleg toe dan dat tot het bereik van de 403-verklaring alleen behoren rechtshandelingen die namens Safety-Bell zijn verricht in de periode vanaf 1 januari 2002. Daarvan is in dit geval geen sprake geweest, aldus Hillson Holding, want de overeenkomst tussen [verkoper] en Safety-Bell-i.o. is aangegaan vóór de in de verklaring genoemde ingangsdatum.
Hoad stelt zich op het standpunt dat beslissend is dat de overeenkomst Safety-Bell pas is gaan binden toen zij deze overeenkomst, na haar oprichting, heeft bekrachtigd; aldus gaat het hier om een rechtshandeling waaruit eerst na 1 januari 2002 verplichtingen voor Safety-Bell ontstonden.
Partijen verschillen over de inhoud van de 403-verklaring, zodat deze moet worden uitgelegd. Bij de uitleg moet in het oog worden gehouden dat het gaat om een niet tot een bepaalde partij gerichte, eenzijdige rechtshandeling, waaruit rechtstreekse aansprakelijkheid van de moedermaatschappij (in casu: Hillson Holding) tegenover crediteuren van een verbonden vennootschap ontstaat (HR 28 juni 2002 ECLI:NL:HR:2002:AE4663,
Akzo/ING). Een dergelijke verklaring wordt uitgelegd naar objectieve maatstaven (HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:661
SNS REAAL, r.o. 4.34.2). Daarbij komt het vooral aan op de uitleg van de tekst van de aansprakelijkheidsverklaring. Het wettelijk kader, en de daarin gestelde eisen aan de aansprakelijkheidsverklaring in artikel 2:403 BW, kunnen bij die uitleg ook een rol spelen.
Niet ter discussie staat dat de vordering die [verkoper] heeft op Safety-Bell uit hoofde van de koopovereenkomst, niet is verjaard. Evenmin bestrijdt Hillson Holding dat de vordering van [verkoper] op Hillson Holding op grond van de 403-verklaring niet is verjaard. Verder is er geen verschil van opvatting over het moment waarop de cessie van de vordering op Hillson Holding door [verkoper] tot stand is gekomen, namelijk op 23 februari 2010 toen (de advocaat van) Hillson Holding de mededeling van de cessie ontving.
Hillson Holding voert aan dat de op de 403-verklaring gebaseerde vordering van Hoad is verjaard doordat Hoad, nadat de vordering aan haar was gecedeerd, niet binnen vijf jaar zelf de verjaring heeft gestuit. Hoad kan niet, zo stelt Hillson Holding, profiteren van de stuiting van de verjaring door het aanhangig maken van de vordering gebaseerd op de 403-verklaring tegen Hillson Holding door [verkoper].
Afstemming oordeel bodemrechter
Spoedeisend belang
De vraag is of er gesproken kan worden van een voldoende spoedeisend belang bij de betaling van een geldsom door Hillson Holsing in kort geding. Die vraag beantwoordt het hof bevestigend. De hoger beroep-procedure bij het hof loopt nu al ongeveer tien jaar. De procedure bij de rechtbank Den Haag ligt ruim negen jaar stil. Van dat laatste is Hoad niet in het bijzonder een verwijt te maken nu de rechtbank Den Haag de verwijzing naar de parkeerrol zelf heeft geëntameerd. Duidelijk is dat (ook) Hillson Holding (als partij in dat geding maar ook omdat zij enig aandeelhouder en bestuurder is van Safety-Bell) geen moeite heeft gedaan vaart te brengen in het hoger beroep, terwijl er wel een veroordeling van Safety-Bell was en Hillson Holding in ieder geval vanaf 28 augustus 2007 weet dat zij aansprakelijk wordt gehouden op grond van de 403-verklaring. Dat alles verschaft Hoad inmiddels een voldoende spoedeisend belang om nu in kort geding betaling te vorderen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat tijdens het pleidooi in hoger beroep door de heer [bestuurder Hilson Beheer] werd opgemerkt dat er, ondanks de conservatoire beslagen op aandelen, wel dividend is uitgekeerd door één of meer werkmaatschappijen. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 716 Rv. en impliceert dat de zekerheid die Hoad had verkregen door de beslaglegging op de aandelen, wordt aangetast. Daarmee heeft de verwijzing van Hillson Holding naar de zekerheid waarover Hoad beschikt, dit ter bestrijding van de aanwezigheid van spoedeisend belang, haar kracht grotendeels verloren.
Gelet op de (mate van) aannemelijkheid van het bestaan van de vordering van Hoad vormt het restitutierisico, voor zover al aanwezig, geen grond het treffen van de gevorderde voorziening achterwege te laten. Overigens heeft Hillson Holding ook geen argumenten naar voren gebracht over dat restitutierisico.
Conservatoir derdenbeslag onder Hillson Holding
Het hof gaat er vanuit dat Hoad er zorg voor draagt dat, mocht er nog een derdenbeslag van aan één of meer gelieerde entiteiten in stand zijn, dit beslag of die beslagen uiterlijk zijn opgeheven onmiddellijk voorafgaand aan het moment dat Hillson Holding aan haar betalingsverplichting voldoet.
Slotsom
5.Beslissing
- veroordeelt Hillson Holding aan Hoad te betalen:
- veroordeelt Hillson Holding in de kosten van het geding in eerste instantie, aan de zijde van Hoad begroot op 4.719,--;
- veroordeelt Hillson Holding in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Hoad begroot op € 5.213,-- aan griffierecht, € 66,51 wegens exploitkosten en op € 11.685,--- aan salaris voor de advocaat en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.