Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
geïntimeerde in het incidenteel appel,
appellante in het incidenteel appel,
1.Het geding
2.De feiten
In 2011 is Webhelp begonnen met een andere manier van leidinggeven, namelijk het ‘faciliterend leiderschap’. Een Toetsingscommissie heeft beoordeeld of leidinggevenden geschikt waren voor deze nieuwe stijl van leidinggeven. [geïntimeerde] was daarvoor volgens de commissie “geschikt te maken”. Zij diende een ontwikkelingstraject te volgen in de vorm van training en coaching, waarmee zij op 1 april 2011 gestart is.
Op 26 april 2012 heeft Client Director [naam leidinggevende] – die de voortgang van het ontwikkelingstraject van [geïntimeerde] in de gaten hield – [geïntimeerde] in een beoordelingsgesprek medegedeeld dat zij niet voldeed aan het functieprofiel van teammanager en niet beschikte over de vereiste competenties voor faciliterend leiderschap. Op 1 mei 2012 is dit in een gesprek nogmaals medegedeeld en is [geïntimeerde] de keuze geboden tussen (1) een functie als agent met behoud van salaris te vervullen, en (2) de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een outplacementtraject. [geïntimeerde] heeft geen keuze kenbaar gemaakt. Zij heeft zich op 10 mei 2012 ziek gemeld. Een mediationtraject heeft niet tot resultaat geleid.
Het door [geïntimeerde] gemaakte bezwaar tegen het oordeel dat zij niet geschikt zou zijn voor het faciliterend leiderschap is door de Bezwaar- en Beroepscommissie van Webhelp ongegrond verklaard.
Nadat Webhelp op 28 februari 2013 van het UWV daartoe toestemming had gekregen, heeft zij de arbeidsovereenkomst door opzegging met ingang van 1 juli 2013 beëindigd. Webhelp heeft de kosten van een outplacementtraject dat [geïntimeerde] heeft gekozen, vergoed.
Het gevorderde in het geding in eerste instantie en het oordeel van de kantonrechter
4.Beoordeling in hoger beroep
De rechter hoeft in zijn vonnis slechts die feiten te vermelden die voor zijn beslissing relevant zijn. De grief van [geïntimeerde] strandt daarom. Dat neemt niet weg dat het hof in zijn beoordeling rekening zal houden met de door appellant genoemde feiten en omstandigheden.
De navolgende omstandigheden – hier en daar voorzien van een beoordeling, waar partijen over de gang van zaken verschillende visies hebben – neemt het hof in het bijzonder in ogenschouw.
Niet duidelijk is of de leidinggevende van [geïntimeerde] , [naam leidinggevende] , [geïntimeerde] regelmatig van zijn bevindingen over het verloop van haar traject op de hoogte heeft gesteld en daarover overleg heeft gehad met [geïntimeerde] (Webhelp meent van wel, [geïntimeerde] spreekt dat tegen). Wel is [geïntimeerde] in ieder geval door de tussentijdse beoordeling (functioneringsgesprek van 28 juli 2011) en de eindbeoordeling (beoordelingsgesprek 13 januari 2012) geïnformeerd over de visie van Webhelp op het verloop van het ontwikkeltraject. Daarom kan niet gezegd worden dat, zoals het hof net als de kantonrechter oordeelt, dit proces onzorgvuldig is verlopen.
Na het gesprek met leidinggevende [naam leidinggevende] , op 1 mei 2012, heeft [geïntimeerde] zich ziek gemeld en zij is dat gebleven tot de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Medio september 2012 is door de bedrijfsarts gemeld dat er geen sprake (meer) was van ziekte, maar van een arbeidsconflict.
Mediation tussen partijen is (hoewel met enige vertraging) op gang gekomen. Partijen hebben verschillende visies op de oorzaak van de vertraging bij de start van het mediationtraject, maar feit is dat partijen verschillende gesprekken hebben gevoerd vanaf 21 november 2012. Webhelp heeft besloten het mediationtraject te beëindigen. Kort nadien heeft Webhelp de aanvraag van de ontslagvergunning in gang gezet.
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de beëindiging van het mediationtraject op initiatief van Webhelp niet bestempeld kan worden als handelen in strijd met goed werkgeverschap. In een tijdsbestek van circa twee maanden hebben immers drie gesprekken plaatsgevonden. Op grond van de stellingen van [geïntimeerde] kan niet worden geconcludeerd dat Webhelp dit traject niet serieus heeft genomen.
voert aan dat het staken van het mediationtraject prematuur was omdat bij haar sprake was van een toenemend vertrouwen in Webhelp waardoor ze alsnog bereid zou zijn de functie van agent te gaan bekleden. Echter, gesteld noch gebleken is dat Webhelp van deze ontwikkeling op de hoogte was of kon zijn.
Leidinggevende [naam leidinggevende] heeft [geïntimeerde] tijdens het gesprek op 1 mei 2012 de keuze gegeven: met salarisbehoud werkzaamheden als agent verrichten voor Webhelp, dan wel beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder aanbieding door Webhelp van een outplacementtraject. Dat traject hield in: outplacementbegeleiding waarbij [geïntimeerde] zes maanden zou zijn vrijgesteld van werk. [geïntimeerde] heeft geen keuze gemaakt. De mogelijkheid om als agent terug te keren is nadien nimmer meer ter sprake gekomen: niet op initiatief van Webhelp, maar ook niet op initiatief van [geïntimeerde] .
Naar het oordeel van het hof valt het Webhelp niet te verwijten dat zij de bereidheid om [geïntimeerde] in de functie van agent (tegen gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden) tewerk te stellen, niet heeft herhaald anders dan in het kader van de ontslagvergunningsaanvraag. Uit niets blijkt dat Webhelp dat aanbod had ingetrokken. [geïntimeerde] kan worden aangerekend dat zij, als voor haar het vervullen van de functie van agent toch aanvaardbaar was geworden, dat onderwerp niet zelf alsnog aan de orde heeft gesteld voordat de arbeidsovereenkomst door Webhelp werd beëindigd.
Webhelp heeft ten behoeve van [geïntimeerde] een bedrag van € 5.000,-- exclusief BTW voldaan voor een outplacementtraject.
In het nadeel van [geïntimeerde] weegt wel mee dat zij niet het gesprek is aangegaan over de functiewijziging die Webhelp had voorgesteld, tegen gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden. Het hof kan zich voorstellen dat het voor [geïntimeerde] een slag was dat zij voor de nieuwe functie niet geschikt werd bevonden. Tegelijkertijd kon van [geïntimeerde] , mede gelet op de stevigheid die haar werk bij Webhelp van haar verlangde, verwacht worden dat zij – eenmaal bekomen van die slag – het gesprek over de modaliteiten van de vervulling van de aangeboden functie met Webhelp was aangegaan; dat had kennelijk zelfs nog gekund dadelijk nadat het mediationtraject was beëindigd. Het hof moet het er daarom voor houden dat [geïntimeerde] de tewerkstelling als agent van de hand heeft gewezen. Dat echter leidt er niet nog toe dat [geïntimeerde] – mede gezien het feit dat een demotie gezien haar leeftijd en langdurige dienstverband lastig te accepteren zal zijn - daarmee een recht op vergoeding van haar schade wegens kennelijk onredelijk ontslag volledig verspeelt. Webhelp heeft weliswaar gesteld dat andere teammanagers die evenmin geschikt waren bevonden voor het faciliterend leiderschap, wel het werk als agent hebben opgepakt, maar dat die collega-managers een zelfde staat van dienst hadden als [geïntimeerde] en (min of meer) dezelfde leeftijd hadden heeft Webhelp niet gesteld. Daaraan kan dan ook niet een argument worden ontleend dat van [geïntimeerde] , onder de gegeven omstandigheden, wel verlangd kon worden met deze stap terug – een gevolg van de door Webhelp ingezette koerswijziging – genoegen te nemen.
Dat brengt het hof ertoe het vonnis van de kantonrechter te bekrachtigen. Webhelp wordt veroordeeld in de kosten in het principaal appel; [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de kosten betreffende het incidenteel appel. De kostenveroordeling ten gunste van [geïntimeerde] wordt, als verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.