ECLI:NL:GHDHA:2017:2322

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
22-002514-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van harddrugs, verzet bij aanhouding en bedreiging van politiefunctionarissen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van harddrugs, verzet bij zijn aanhouding, en het bedreigen en beledigen van politiefunctionarissen. De feiten vonden plaats op verschillende data in 2016, waarbij de verdachte onder andere cocaïne en heroïne in zijn bezit had en zich met geweld verzette tegen de politie. Tijdens de aanhouding bedreigde hij twee agenten met de dood en beledigde hij hen met kwetsende woorden. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 weken, met aftrek van voorarrest. Tevens is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor een ander parketnummer, omdat niet voldaan was aan het klachtvereiste. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 291,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002514-16
Parketnummer(s): 09-827125-16, 09-837123-16 en
09-819096-14 (TUL)
Datum uitspraak: 29 mei 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 30 mei 2016 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [adres] op [geboortejaar] 1988,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I, parketnummer 09-827125-16, onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde en het bij dagvaarding II, parketnummer 09-837123-16 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en is de tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 09-819096-14 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep ter zake feit 2 van parketnummer 09-827125-16 - ten laste gelegd dat:

Zaak met parketnummer 09-827125-16:

1:
hij op of omstreeks 3 maart 2016 te Oegstgeest opzettelijk vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 6,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 3,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2:
hij op of omstreeks 3 april 2016 te 's-Gravenhage, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren van politie, (hoofdagent(en) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte,
althans, toen zij de aangehouden verdachte overbrachten naar een politiebureau ter voorgeleiding aan de hulpofficier en/of de verdachte hadden vastgegrepen teneinde hem het politiebureau binnen te geleiden,door (krachtig) een andere kant uit te bewegen dan waar die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hem wilde heen geleiden, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen duim met blauwe plek(ken) bij die die [benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad.
3:
hij op of omstreeks 3 april 2016 te 's-Gravenhage agenten van politie [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je doodschieten, ik weet je te vinden als ik vrij ben" en/of "Ik schiet je kapot" en/of "Als ik het kan financieren dan koop ik een kalasjnikov en dan schiet ik jullie allemaal kapot. En Brussel is er niets bij. 70 doden is nog niks. Ik ga er 15.000 maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
4:
hij op of omstreeks 3 april 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar van politie, [benadeelde partij 1], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigend door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "Varkenskop" en/of "Ka
nkerhoer" en/of "Kankeraap" en/of "Vuile vieze, dikke varkenskankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Zaak met parketnummer 09-837123-16:

hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of de deur van het pand Wilgenplein 11, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen die deur te schoppen en/of een steen, in elk geval een hard voorwerp tegen dat raam te gooien.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering tenuitvoerlegging. Naar de mening van de advocaat-generaal dient deze vordering te worden afgewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ter zake parketnummer 09-837123-16
De raadsman heeft met betrekking tot het onder parketnummer 09-837123-16 ten laste gelegde de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet is voldaan aan het klachtvereiste.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van aangifte doet [aangever] op 12 mei 2016 aangifte
medenamens de benadeelde [benadeelde partij] wegens vernieling van hun woning, welke door de verdachte, zijnde zijn stiefzoon, zou zijn gepleegd. [benadeelde partij] is de moeder van de verdachte.
Daargelaten de vraag of [aangever] zelf een klacht had moeten indienen, is het hof van oordeel dat, nu hij
medenamens de moeder van de verdachte aangifte van vernieling heeft gedaan, betreffende een goed dat hun beiden toebehoort, gelet op het bepaalde in de artikelen 350, 353 en 316 van het Wetboek van Strafrecht, voor strafvervolging (in ieder geval door de moeder van de verdachte) een klacht gedaan had moeten worden.
In het dossier ontbreekt een klacht als bedoeld in artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering. Het dossier bevat slechts een aangifte ter zake van het ten laste gelegde. Deze aangifte bevat geen verzoek tot vervolging, terwijl een dergelijk verzoek daaruit ook niet kan worden begrepen. Overigens is de aangifte ook niet gedaan tegenover een (hulp)officier van justitie.
Indien een stuk wel een aangifte maar geen verzoek tot vervolging inhoudt, kan niettemin het bestaan van een klacht als omschreven in het eerste lid van artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering worden aangenomen, indien op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat degene die de aangifte heeft gedaan ten tijde van het opmaken van bedoeld stuk de bedoeling had dat strafvervolging zou worden ingesteld.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het onderzoek ter terechtzitting in het onderhavige geval niet worden vastgesteld dat de aangever ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zou worden vervolgd. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de aangever in eerste aanleg, noch in hoger beroep ter terechtzitting is verschenen.
Het hof zal het openbaar ministerie derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn strafvervolging ter zake van het onder parketnummer 09-837123-16 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-827125-16:
1:
hij op
of omstreeks3 maart 2016 te Oegstgeest
opzettelijk vervoerd, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad
,ongeveer 6,2 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/of ongeveer3,5 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 3 april 2016 te 's-Gravenhage
,zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen
een of meerambtenaren van politie,
(hoofdagent
(en) [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
haar/hun bediening, te weten
ter aanhouding van verdachte,althans,toen zij de aangehouden verdachteoverbrachten naar een politiebureau ter voorgeleiding aan de hulpofficier en/of de verdachtehadden vastgegrepen teneinde hem het politiebureau binnen te geleiden,door (krachtig) een andere kant uit te bewegen dan waar die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hem wilde
nheen geleiden, terwijl dit misdrijf en
/ofde daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen duim met
eenblauwe plek
(ken) bij
diedie [benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad.
3:
hij op
of omstreeks3 april 2016 te 's-Gravenhage agenten van politie [benadeelde partij 2] en
/of[benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je doodschieten, ik weet je te vinden als ik vrij ben" en
/of"Ik schiet je kapot" en
/of"Als ik het kan financieren dan koop ik een kalasjnikov en dan schiet ik jullie allemaal kapot. En Brussel is er niets bij. 70 doden is nog niks. Ik ga er 15.000 maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
4:
hij op
of omstreeks3 april 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar van politie, [benadeelde partij 1], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening,
in haar tegenwoordigheid,mondeling, heeft beledig
end door
hem/haar
/hunde woorden toe te voegen: "Varkenskop" en/of "Ka
nkerhoer" en/of "Kankeraap" en/of "Vuile vieze, dikke varkenskankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 3 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs. Voorts heeft hij zich verzet bij zijn aanhouding, waarbij een verbalisant letsel heeft opgelopen. Tot slot heeft hij twee politiefunctionarissen met de dood bedreigd en één van hen beledigd.
Verdovende middelen leveren een gevaar op voor de volksgezondheid en het gebruik ervan werkt criminaliteit in de hand. Zich met geweld verzetten tegen politiefunctionarissen, hen bedreigen en beledigen is ontoelaatbaar. Politiefunctionarissen moeten hun werk kunnen uitvoeren zonder met (verbaal) geweld van burgers te worden geconfronteerd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts houdt het hof rekening met de mededeling ter terechtzitting van de raadsman van de verdachte, inhoudende dat de verdachte zeer recent de ISD-maatregel is opgelegd, welke beslissing onherroepelijk is.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De raadsman heeft namens de verdachte tot teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 311,35 verzocht.
De advocaat-generaal is van mening dat het hof niet over het beslag kan beslissen nu er zich in het dossier geen beslaglijst bevindt.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van politie, Eenheid Den Haag, District Leiden-Bollenstreek, registratienummer PL1500-2016062774 blijkt dat op 3 maart 2016 onder de verdachte onder meer een geldbedrag van € 311,35 in beslag is genomen. Over dit geldbedrag is opgenomen dat er via het ‘afpakteam’ nog moet worden gecontroleerd of er openstaande vorderingen zijn voor de verdachte, eventueel bij derden.
Met de advocaat-generaal stelt het hof vast dat zich in het dossier geen beslaglijst bevindt. Evenmin bevindt zich in het dossier een kennisgeving inbeslagneming betreffende dit geldbedrag.
Het hof neemt als uitgangspunt dat de gehoudenheid van de rechter bij einduitspraak, mits inhoudende de oplegging van straf of maatregel, vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, te beslissen over in beslag genomen voorwerpen, gezien het systeem van strafvordering beperkt is tot de op de lijst vermelde voorwerpen die op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag zijn genomen en nog niet zijn teruggegeven. Een verzoek omtrent op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen voorwerpen die niet op de beslaglijst staan mag echter niet onbeantwoord blijven.
Nu het hof op grond van de stukken in het dossier niet kan vaststellen of het genoemde geldbedrag op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag is genomen, kan het hof echter geen beslissing omtrent het geldbedrag nemen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 291,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 291,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing in eerste aanleg.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde.
De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 291,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 291,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 november 2014 onder parketnummer 09-819096-14 is de verdachte, voor zover thans van belang, veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep - in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf - gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Het hof is echter met de advocaat-generaal van oordeel dat nu, zoals hiervoor is overwogen, blijkens de mededeling van de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep aan de verdachte onlangs onherroepelijk een ISD-maatregel is opgelegd, er thans geen termen aanwezig zijn voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen de artikelen 36f, 57, 63, 181, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-837123-16 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 291,00 (tweehonderdnegentig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827125-16 onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 291,00 (tweehonderdnegentig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Den Haag van 30 mei 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 17 november 2014, parketnummer 09-819096-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. M.C.R. Derkx,
in bijzijn van de griffier mr. C.B. Jans.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 mei 2017.