ECLI:NL:GHDHA:2017:2288

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
22-000340-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake woninginbraak en poging daartoe

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 januari 2017. De verdachte, geboren in Algerije in 1968 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hij heeft zich op twee opeenvolgende dagen schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe. In eerste aanleg was de verdachte voor het eerste ten laste gelegde feit vrijgesproken, maar veroordeeld voor de andere twee feiten tot een gevangenisstraf van 14 maanden. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard voor het deel van het hoger beroep dat gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de poging tot diefstal en de diefstal, en heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 10 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op de slachtoffers. De voorlopige hechtenis is opgeheven, gezien de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000340-17
Parketnummer: 09-818812-16
Datum uitspraak: 18 juli 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 januari 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortejaar] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Ter Apel, gevangenis te Ter Apel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 4 juli 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd - voor zover thans nog aan de orde - dat:
2 primair:
hij op of omstreeks 08 augustus 2016 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ([adres]) weg te nemen één of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, het raampje/de ruit van de voordeur van voornoemde woning heeft verbroken en/of de voordeur van voornoemde woning heeft proberen te forceren met een breekwerktuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 08 augustus 2016 te Rijswijk opzettelijk en wederrechtelijk een raampje/ruit van een voordeur ([adres]) en/of een voordeur ([adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde raampje/ruit te verbreken en/of (met) een breekwerktuig ter hoogte van het slot van voornoemde voordeur te steken en/of te wrikken;
3:
hij op of omstreeks 09 augustus 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ([adres 2]) heeft weggenomen een telefoon (Nokia) en/of een laptoptas en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of diens werkgever, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door de (voor)deur te forceren met een breekijzer, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althans door de (voor)deur te forceren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2 primair:
hij op
of omstreeks08 augustus 2016 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning ([adres]) weg te nemen één of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en) van zijn gading,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking,
doorhet raampje/de ruit van de voordeur van voornoemde woning
heeftteverbrokenverbrekenen
/ofde voordeur van voornoemde woning
heeft proberente forceren met een breekwerktuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op
of omstreeks09 augustus 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningin/uit een woning ([adres 2]) heeft weggenomen een telefoon (Nokia) en
/ofeen laptoptas en/of een geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 2] en
/ofdiens werkgever, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft
en/of die/dat een weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn bereik te hebben gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking, door de (voor)deur te forceren met een breekijzer, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althansdoor de
(voor
)deur te forceren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Vrijwillige terugtred
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, nu de verdachte vrijwillig is teruggetreden.
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van het hof niet gebleken van enige omstandigheid waaruit aannemelijk is geworden dat de verdachte zelf enige handeling heeft verricht of heeft nagelaten om het voltooien van het delict te beletten. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Opzet op de diefstal
Ten aanzien van het onder 2 primair aan de verdachte ten laste gelegde heeft de verdediging zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat geen sprake was van opzet.
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen acht het hof de opzet wel wettig en overtuigend bewezen. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op twee opeenvolgende dagen schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe. De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven dat hij zich kennelijk heeft laten leiden door financieel gewin, zonder daarbij enig respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van de bewoners van de betreffende woningen en hun persoonlijke levenssfeer. Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Nu niet beide woninginbraken zijn voltooid, zal de duur van de gevangenisstraf – mede gelet op de richtlijn van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht - korter zijn dan de duur van de door de rechtbank aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf.
Verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting in raadkamer te beslissen op haar verzoek om het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
Reeds gelet op de duur van de op te leggen straf en de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, heft het hof het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang op.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang.
Dit arrest is gewezen door mr. M. Moussault, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. I.E. de Vries, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Sluis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 juli 2017.