ECLI:NL:GHDHA:2017:2231

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
2200296316
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor brutale beroving met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het samen met anderen op brute wijze beroven van een slachtoffer van zijn geld en mobiele telefoon op 13 augustus 2015 in Leerdam. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 180 uur. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk een sturende rol heeft gespeeld in de beroving. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, ondanks dat de verdachte niet fysiek aanwezig was bij de uitvoering van het feit. De verdachte had voorafgaand aan de beroving informatie verstrekt aan zijn mededaders en hen geholpen bij de uitvoering van het plan. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 2.493,34, te vermeerderen met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij een strafbaar feit en de gevolgen van geweldsdelicten voor slachtoffers. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat de straf passend is gezien de aard van het delict en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002963-16
Parketnummer: 10-681291-15
Datum uitspraak: 21 juli 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 juli 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Leerdam op de openbare weg, te weten de A-straat,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (1000 Euro) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal,
- ( met een voorwerp) slaan en/of stompen en/of
- trappen en/of schoppen tegen het lichaam en/of het hoofd van genoemde [benadeelde partij] (waardoor en/of nadat die [benadeelde partij] op de grond terechtkwam);
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 13 augustus 2015 te Leerdam op de openbare weg, te weten de A-straat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (1000 Euro) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal,
- ( met een voorwerp) slaan en/of stompen en/of
- trappen en/of schoppen tegen het lichaam en/of het hoofd van genoemde [benadeelde partij] (waardoor en/of nadat die [benadeelde partij] op de grond terechtkwam),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 februari 2015 tot en met 13 augustus 2015 te Leerdam en/of Gorinchem en/of Utrecht en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- informatie te verstrekken over (onder andere) (woonadres en/of routine) slachtoffer en/of vluchtroute en/of
- een mes te verstrekken en/of
- te vervoeren (van hun woonadres(sen) naar de woning van verdachte en/of de Turkse Stichting).
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180 uur, met aftrek van voorarrest, zodat een taakstraf van 174 uur met 87 dagen vervangende hechtenis resteert. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, het verweer gevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij naar voren gebracht dat de verdachte geen sturende en leidende rol heeft gehad en dat derhalve de bijdrage van de verdachte van onvoldoende gewicht is geweest voor een veroordeling voor medeplegen, dan wel medeplichtigheid.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote rol in de voorbereiding.
Op basis van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende vast.
De verdachte heeft samen met zijn broer het plan opgevat om het slachtoffer te beroven. Hij heeft [medeverdachte 1] verteld over dit plan en hem gevraagd om mee te doen. [medeverdachte 1] heeft toegestemd en op zijn beurt [medeverdachte 2] gevraagd om ook mee te doen met deze beroving. De verdachte heeft zijn mededaders van informatie over het slachtoffer voorzien. Zo heeft hij hen de woning van het slachtoffer gewezen, de locatie waar deze ’s avonds vandaan zou komen, de looproute daartussen gewezen, de verwachte tijden van vertrek verteld en verteld over de omvang van het te incasseren geldbedrag. Na een eerste mislukte poging om het slachtoffer te beroven heeft de verdachte er bij zijn medeverdachten op aangedrongen om het nog een keer te proberen, omdat hij geld nodig had. Hij heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij deze tweede keer een mes gegeven, om de autobanden van het slachtoffer lek te kunnen steken, zodat hij lopend de route naar huis af zou moeten leggen. Voorts heeft de verdachte zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de avond van de beroving opgehaald, vervoerd naar de plaats waar het slachtoffer zou vertrekken en heeft hij hen na de beroving met een vluchtauto vervoerd naar een plek waar ze door iemand anders werden opgehaald. De verdachte heeft gedurende deze periode meerdere ontmoetingen en telefoongesprekken gehad en gevoerd met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Op basis van het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte een van de initiators is geweest van het gepleegde feit. Hij heeft bovendien met name voorafgaand aan het feit een sturende en leidende rol gehad zodat zijn afwezigheid bij de uitvoering van het feit hierdoor wordt gecompenseerd.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van het hof van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Dat de verdachte niet heeft meegedeeld in de buit – waar de verdediging op heeft gewezen - doet hieraan niet af, aangezien [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de verdachte hebben doen geloven dat een geldelijke buit er niet was.
Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 augustus 2015 te Leerdam op de openbare weg, te weten de A-straat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een geldbedrag en een mobiele telefoon toebehorende aan [benadeelde partij], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het meermalen stompen tegen het lichaam en het hoofd van genoemde [benadeelde partij] (waardoor en nadat die [benadeelde partij] op de grond terechtkwam).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven samen met anderen het slachtoffer [benadeelde partij] op brute wijze beroofd van zijn geld en telefoon.
Daarbij is sprake geweest van grof geweld jegens het slachtoffer, waarbij deze bovendien behoorlijk ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin en hij heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van het slachtoffer en zijn persoonlijke levenssfeer. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk (gewelds)delict in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij burgers heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder geweldsfeiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.493,34, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag, inclusief de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.493,34 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.493,34 (tweeduizend vierhonderddrieënnegentig euro en vierendertig cent) bestaande uit € 473,34 (vierhonderddrieënzeventig euro en vierendertig cent) materiële schade en € 2.020,00 (tweeduizend twintig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.493,34 (tweeduizend vierhonderddrieënnegentig euro en vierendertig cent) bestaande uit € 473,34 (vierhonderddrieënzeventig euro en vierendertig cent) materiële schade en € 2.020,00 (tweeduizend twintig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
34 (vierendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en de immateriële schade vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. R.F. de Knoop en mr. L.C. van Walree, in bijzijn van de griffier mr. S. Rommen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 juli 2017.