ECLI:NL:GHDHA:2017:2230

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
2200305216
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gewelddadige diefstal met zware lichamelijke letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het op brutale wijze beroven van een slachtoffer van zijn geld en mobiele telefoon, waarbij geweld werd gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 13 augustus 2015 in Leerdam het slachtoffer op de openbare weg heeft beroofd, waarbij hij het slachtoffer meermalen heeft geslagen, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 345 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer ter hoogte van € 2.493,34, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal grotendeels toegewezen, maar heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd omdat het hof zich niet kon verenigen met de opgelegde straf. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken die in eerste aanleg zijn gegeven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003052-16
Parketnummer: 10-681225-15
Datum uitspraak: 21 juli 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 juli 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Leerdam op de openbare weg, te weten de A-straat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (1000 Euro) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal,
- ( met een voorwerp) slaan en/of stompen en/of
- trappen en/of schoppen
tegen het lichaam en/of het hoofd van genoemde [benadeelde partij] (waardoor en/of nadat die [benadeelde partij] op de grond terechtkwam);
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Leerdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
- ( met een voorwerp) tegen het lichaam en/of het hoofd van genoemde [benadeelde partij] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- tegen het lichaam en/of het hoofd van genoemde [benadeelde partij] heeft/hebben getrapt en/of geschopt
(waardoor en/of nadat die [benadeelde partij] op de grond terechtkwam), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Leerdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten beschadiging van de rechternier, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal,
- ( met een voorwerp) te slaan en/of te stompen en/of
- te trappen en/of te schoppen
tegen het lichaam en/of het hoofd van genoemde [benadeelde partij] (waardoor en/of nadat die [benadeelde partij] op de grond terechtkwam);
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2015 tot en met 22 september 2015 te Gorinchem en/of Herwijnen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (Skoda Octavia) en/of een of meer kentekenplaten ([kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto en/of die kentekenplaten wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij bijzondere voorwaarden als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 165 dagen met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar waarbij de bijzondere voorwaarden worden opgelegd als omschreven in het vonnis waarvan beroep en een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 augustus 2015 te Leerdam op de openbare weg, te weten de A-straat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een geldbedrag en een mobiele telefoon toebehorende aan [benadeelde partij], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het meermalen stompen tegen het lichaam en het hoofd van genoemde [benadeelde partij] (waardoor en nadat die [benadeelde partij] op de grond terechtkwam).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven samen met anderen het slachtoffer [benadeelde partij] op brute wijze beroofd van zijn geld en telefoon.
Daarbij is sprake geweest van grof geweld jegens het slachtoffer, waarbij deze bovendien behoorlijk ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin en hij heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van het slachtoffer en zijn persoonlijke levenssfeer. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk (gewelds)delict in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij burgers heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder gewelds- en vermogensfeiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het rapport dat over de verdachte is opgemaakt door klinisch psycholoog dr. R.A.R. Bullens, d.d. 12 januari 2016. Uit dit rapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Voorts wordt in dit rapport geadviseerd om de verdachte ten aanzien van dat deel van het hem ten laste gelegde dat hij bekent als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken. De deskundige adviseert de verdachte onder reclasseringstoezicht te plaatsen en een behandeling te laten ondergaan bij een forensisch psychiatrische instelling als De Waag.
Het hof neemt de conclusie ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de zijne.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.493,34, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag, inclusief de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door of namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.493,34 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
345 (driehonderdvijfenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de forensische zorg verantwoord vindt, onder behandeling zal stellen van forensisch psychiatrische polikliniek De Waag, of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, voor zijn problematiek op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd in zal spannen voor het verkrijgen en behouden van huisvesting, financiën en dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.493,34 (tweeduizend vierhonderddrieënnegentig euro en vierendertig cent) bestaande uit € 473,34 (vierhonderddrieënzeventig euro en vierendertig cent) materiële schade en € 2.020,00 (tweeduizend twintig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.493,34 (tweeduizend vierhonderddrieënnegentig euro en vierendertig cent) bestaande uit € 473,34 (vierhonderddrieënzeventig euro en vierendertig cent) materiële schade en € 2.020,00 (tweeduizend twintig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
34 (vierendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. R.F. de Knoop en mr. L.C. van Walree, in bijzijn van de griffier mr. S. Rommen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 juli 2017.