ECLI:NL:GHDHA:2017:2179

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
22-004886-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in supermarkt met medeverdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Turkije in 1992 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor het plegen van een poging tot inbraak bij een supermarkt. De tenlastelegging betrof een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de verdachte samen met een ander op 7 augustus 2016 in 's-Gravenhage heeft gepoogd in te breken in de supermarkt 'Oranje'. De verdachte heeft zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft door middel van braak.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat het zich daarmee niet verenigt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de poging tot inbraak, waarbij hij samen met een medeverdachte handelde. De betrokkenheid van de verdachte is bewezen verklaard op basis van de feiten en omstandigheden die tijdens de zitting zijn gepresenteerd.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De strafmotivering is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat zijn gedrag in deze zaak verergerde. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf als passend en geboden beschouwd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004886-16
Parketnummer: 09-818538-16
Datum uitspraak: 25 juli 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 31 oktober 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1992,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 11 juli 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 augustus 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (supermarkt 'Oranje') gelegen aan de [x] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van verbreking van de ruit van de (voor)deur en/of vernieling/beschadigen/verbreken van de (magazijn)deur, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks07 augustus 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (supermarkt 'Oranje') gelegen aan de
[x]weg te nemen goederen en/of geld,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/of zijn mededaders enzich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van verbreking van de ruit van de (voor)deur en
/of vernieling/beschadig
ening/verbrek
eningvan de (magazijn)deur, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Voorts heeft de raadsman bepleit dat het feit niet “in vereniging” is gepleegd, nu geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
In de nacht van 7 augustus 2016 is gepoogd in te breken bij de supermarkt ‘Oranje’ gelegen aan de [x] te ‘s-Gravenhage. Na een melding kwam de politie snel ter plaatse. De verbalisanten hoorden bij de supermarkt een deur dichtslaan en zagen vervolgens twee mannen samen wegrennen ter hoogte van de deur van de supermarkt. Hierop zetten zij de achtervolging in. Tot de Amazonestraat heeft verbalisant [verbalisant] continue zicht op de verdachten gehad. Deze verbalisant heeft gezien dat aan het eind van de Schaapherdersstraat de verdachten zich splitsten en dat de ene verdachte links de Amazonestraat inging en de andere verdachte rechts. Hier verloren de verbalisanten de verdachten uit het oog. Een van de verdachten zou het poortje in gevlucht zijn aan de achterzijde van de woningen gelegen op de Amazonestraat.
Kort hierop werd [verdachte] aangetroffen in de bosjes op het plein dat zich bevond aan de achterzijde van de moskee gelegen aan het Alberdingk Thijmplein en dat grenst aan de achtertuinen van de woningen aan de Amazonestraat. De verbalisant heeft gerelateerd dat [verdachte] zich doelbewust had verstopt, dat hij geheel in het zwart was gekleed, dat hij een bezweet hoofd had en dat hij zwaar aan het ademen was.
Op grond van de voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot inbraak bij de supermarkt.
Ten aanzien van het medeplegen stelt het hof voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de hiervoor door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden, in het bijzonder dat de verbalisanten twee mannen hebben zien wegrennen bij de supermarkt en dat zij geruime tijd dezelfde vluchtroute aflegden, is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het hof verwerpt de verweren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met een ander gepoogd in te breken bij een supermarkt. Aldus handelende heeft de verdachte ervan blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander. Daarnaast heeft hij voor de gedupeerde overlast en hinder veroorzaakt. Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. C.H.M. Royakkers, in bijzijn van de griffier mr. A.F. Verbunt.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juli 2017.