ECLI:NL:GHDHA:2017:2178

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
22-003337-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van doodslag en veroordeling voor diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2016. De verdachte, geboren in 1985 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, werd beschuldigd van medeplegen van doodslag en diefstal met geweld. De tenlastelegging omvatte onder andere het schieten met een vuurwapen en het steken van het slachtoffer met een mes. Tijdens de zitting op 17 juli 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer, waardoor de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde is vrijgesproken. Echter, het hof achtte de diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen wel bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en is de verdachte verplicht om een bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in zijn overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003337-16
Parketnummer: 10-700542-14
Datum uitspraak: 31 juli 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [geboortedag] 1985, thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 17 juli 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 eerste alternatief en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens is een beslissing genomen ter zake van de vordering van de benadeelde partij, één en ander zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Hellevoetsluis ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal naar/in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten en/of die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in een/de arm en/of schouder en/of borst en/of rug, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Hellevoetsluis op de openbare weg Parnassialaan, in elk geval op (een) openbare weg(en) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en/of 100 euro, althans een geldbedrag en/of een telefoon, in elk geval enig goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas en/of 100 euro, althans een geldbedrag en/of een telefoon, in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het
- zich opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- achtervolgen van die [slachtoffer] en/of
- ( dreigend) tonen en/of voorhouden van een vuurwapen aan die [slachtoffer] en/of
- ( daarbij) met een vuurwapen, meermalen, althans eenmaal schieten naar/in de richting van die [slachtoffer] en/of
- ( met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp steken in een/de arm en/of schouder en/of borst en/of rug, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( daarbij) (dreigend) aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Geef je geld, of ik schiet je door je kop" en/of "Geld, anders maken we je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3:
hij op of omstreeks 13 maart 2015 te Almere een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (model Makarov, kaliber 9 mm kort)
en/of
(bij dit vuurwapen behorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 kogelpatronen (kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is onvoldoende overtuigend naar voren gekomen dat verdachte opzet, ook in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het doden van het slachtoffer zoals dit onder 1 ten laste is gelegd en feitelijk omschreven. Verdachte zal dan ook van het onder feit 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op
of omstreeks05 oktober 2014 te Hellevoetsluis op de openbare weg Parnassialaan,
in elk geval op (een) openbare weg(en)tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas
en/of 100 euro, althans een geldbedrag en/of een telefoon,in elk geval enig goed
(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas en/of 100 euro, althans een geldbedrag en/of een telefoon, in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond uit het
– zich opdringen aan die [slachtoffer] en/of
- achtervolgen van die [slachtoffer] en
/of
- ( dreigend) tonen
en/of voorhouden van een vuurwapen aan die [slachtoffer] en
/of
-
(daarbij)met een vuurwapen
, meermalen, althans eenmaalschieten
naar/in de richting van die [slachtoffer] en
/of
-
(met kracht)met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerpsteken in
een/de arm en/of schouder en/of borst en/of rug, althanshet lichaam van die [slachtoffer] en
/of
-
(daarbij)(dreigend) aan die [slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Geef je geld, of ik schiet je door je kop"
en/of "Geld, anders maken we je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3:
hij op
of omstreeks13 maart 2015 te Almere een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (model Makarov, kaliber 9 mm kort)
en
/of
(bij dit vuurwapen behorende)munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 kogelpatronen (kaliber 7,65 mm), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
DNA-onderzoek
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat het DNA-onderzoek van de op de plaats delict aangetroffen munitie verre van betrouwbaar is en niet onomstotelijk overtuigend stelt dat de verdachte de munitie überhaupt op enig moment heeft aangeraakt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat hetgeen de raadsvrouw overeenkomstig haar pleitnota heeft aangevoerd ten aanzien van het onderzoek van het Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek (hierna: FLDO), geen aanleiding vormt om dit onderzoek dan wel de daarop gebaseerde bevindingen, om welke reden dan ook, uit te sluiten van het bewijs. Het enkele feit dat sprake is van een aantal meer complexe DNA-(meng)profielen, waarvan een te herleiden is naar de verdachte, brengt ook het Hof niet tot de conclusie dat de onderzoeksbevindingen niet betrouwbaar zijn. De conclusie van het FLDO dat er ten aanzien van twee sporen een mogelijke overeenkomst is gevonden met de verdachte, kan dan ook naar het oordeel van het hof, in samenhang met hetgeen uit hetgeen uit onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen en het in deze gebezigde overige bewijs, als bewijsmiddel worden gebruikt.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk
te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld ( waarbij is geschoten met een vuurwapen en is gestoken met een mes) en bedreiging met geweld gepleegd op de openbare weg. Daarbij heeft het slachtoffer ernstig, levensgevaarlijk letsel opgelopen.
De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven respect voor de lichamelijke integriteit noch het persoonlijke eigendom van het slachtoffer te hebben. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Bovendien worden daardoor in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 juni 2017.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 13 september 2016, opgesteld en ondertekend door M. Spoor, reclasseringswerker, en W.H. Dambruin, leidinggevende. Uit deze rapportages komen geen omstandigheden naar voren over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte op grond waarvan een matiging van de op te leggen straf in de rede zou liggen.
Het hof is - alles afwegende – van oordeel dat op het bewezenverklaarde feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van na te melden lange duur. Dat het hof de verdachte heeft vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, kan daar - ook gelet op hetgeen hiervoor in het kader van de strafmotivering is overwogen - niet aan afdoen.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 8.775,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade is geleden en zal deze evenals de rechtbank begroten op een bedrag van € 400,00.
Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd heeft aangetoond voor het overige materiële schade te hebben geleden. De vordering zal derhalve voor dat deel worden afgewezen.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 3.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 605,00 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 3.400,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] .
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.400,00 (drieduizend vierhonderd euro) bestaande uit € 400,00 (vierhonderd euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 605,00 (zeshonderdvijf euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.400,00 (drieduizend vierhonderd euro) bestaande uit € 400,00 (vierhonderd euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
44 (vierenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. M. Pheijffer, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Sluis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 juli 2017.
Mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. M. Pheijffer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.