Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
1.Het verloop van het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- i) [appellant] is eigenaar van het appartementsrecht van een woning aan de [adres] te [woonplaats] . In de jaren ’80 heeft [appellant] voor zijn woning een opstalverzekering gesloten bij Nationale-Nederlanden. De opstalverzekering is op initiatief van Nationale-Nederlanden omstreeks 1995 bij [X] & [Y] ondergebracht. [X] & [Y] trad sindsdien op als zelfstandig tussenpersoon voor [appellant] .
- ii) Het polisblad uit 2012 vermeldt dat de verzekering is aangegaan tot 1 juni 2014, met voortzetting voor termijnen van één jaar. De verzekerde som bedraagt € 145.800,-. De verzekering kent een garantie tegen onderverzekering. De polis bevat voorts onder meer de volgende bepalingen:
Door opzegging door verzekeringnemer tegen het einde van de op het polisblad genoemde verzekeringstermijn, mits de opzegging schriftelijk aan de maatschappij geschiedt, een termijn van ten minste twee maanden in acht wordt genomen en de opzegging niet vóór genoemde einddatum wordt herroepen.”
- iv) In 2009 heeft Verax Assurantiën Nederland B.V. (hierna: Verax) namens [appellant] Nationale-Nederlanden verzocht de opstalverzekering per 1 juni 2010 te beëindigen teneinde de verzekering elders onder te brengen. Nationale-Nederlanden heeft dit verzoek geweigerd omdat de verzekering niet per die datum kon worden opgezegd.
- v) In 2012 heeft Verax aan [appellant] het volgende formulier verstrekt:
- vi) [appellant] heeft het formulier gebruikt om zijn opstalverzekering op te zeggen. Bij “Verzekeringsmaatschappij” zijn de gegevens van [X] & [Y] ingevuld. Bij “eerstvolgende vervaldatum” is 1 juni 2014 ingevuld. Op 4 april 2012 heeft [appellant] het formulier ondertekend en aan Verax doen toekomen. Verax heeft dit formulier aan [X] & [Y] toegezonden.
- vii) [appellant] heeft vervolgens zijn woning per 1 juni 2014 elders verzekerd.
- viii) [X] & [Y] heeft na ontvangst van het formulier contact opgenomen met Nationale-Nederlanden. Nationale-Nederlanden heeft haar medegedeeld dat de verzekering op grond van een coulanceregeling reeds opzegbaar was per 1 juni 2013. [X] & [Y] heeft de opstalverzekering vervolgens per 1 juni 2013 opgezegd.
- ix) [X] & [Y] heeft van Nationale-Nederlanden een royementsaanhangsel ontvangen, dat zij bij brief van 26 april 2012 naar het adres van [appellant] heeft doorgezonden. In de brief is vermeld dat de opstalverzekering per 1 juni 2013 niet meer van kracht is.
- x) Op 6 mei 2014 is brand uitgebroken in de woning van [appellant] . Als gevolg hiervan is schade ontstaan en is de woning onbewoonbaar geworden.
- a) Zij is ervan uitgegaan dat [appellant] een beroep op de garantie tegen onderverzekering toekomt, maar weet (nog) niet of deze garantie daadwerkelijk van kracht is; dit hangt af van de vraag of de herbouwmeter destijds naar waarheid is ingevuld.
- b) De splitsingsakte moet in het bezit van Nationale-Nederlanden worden gesteld en op juistheid worden gecontroleerd.
- c) De uitkering kan op grond van artikel 15 van de polisvoorwaarden nooit meer bedragen dan de werkelijk aan herstel of herbouw bestede kosten.
- d) De uitkering kan tot een bedrag van € 11.345,- aan [appellant] (of zijn hypothecair financier) geschieden, maar over de vraag aan wie het meerdere dient te worden betaald, moet de Vereniging van Eigenaren beslissen.
3.Beslissing
- laat [X] & [Y] c.s. en Nationale-Nederlanden toe tot het bewijs van hun stelling dat de brief van 26 april 2012 [appellant] heeft bereikt;
- bepaalt dat, indien [X] & [Y] c.s. en/of Nationale-Nederlanden getuigen wil(len) doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. C.A. Joustra, op dinsdag 26 september 2017 om 9.30 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden oktober en december 2017, alsmede januari 2018 opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.