Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 14 februari 2017
Inbartère B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Onze onderneming is reeds jaren lid van de NBBU en past dan ook die CAO bepalingen toe.
De CAO voorziet in een pensioenregeling bij de StiPP.
Het jaar 2010 heeft een toename laten zien bij werknemers welke werkzaam zijn in de vleesverwerkende industrie en een tijdelijk afname van overige werkzaamheden.
Bovengenoemde situatie is inmiddels weer veranderd en het laat zich aanzien dat over 2011, ca 300 werknemers werkzaam zullen zijn in andere industrieën.
(…)
Ook is het haast onhaalbaar over 2010 nieuwe loonberekeningen te maken van onze werknemers m.b.t. de wijziging pensioenregelingen.
Ook was en is onze prijsstelling niet gebaseerd op uw pensioenregeling. Hetgeen zal leiden tot deconfiture van de onderneming.
"inzake: melding betalingsonmacht"of iets van dien aard, maar
"inzake: inschrijving …". Gegeven die omschrijving, alsmede de inhoud van de brief, hoefde het Bedrijfstakpensioenfonds niet te begrijpen dat de vennootschap ook bedoelde een melding van betalingsonmacht in de zin van artikel 23 lid 2 Wet Bpf te doen. Het Bedrijfstakpensioenfonds was ook niet gehouden daarnaar navraag te doen. De omstandigheid dat Syntrus (Achmea) als pensioenuitvoerder van Stipp met gegevens van de vennootschap bekend was, maakt dit niet anders. Dit betekent dat de eerste grief faalt en de kantonrechter terecht is uitgegaan van het bewijsvermoeden dat de niet-betaling is te wijten aan Inbartère.