ECLI:NL:GHDHA:2017:196

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
DH 44-2016
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen raadsheren in een civiele procedure

In deze zaak heeft [verzoeker] op 8 december 2016 een verzoek tot wraking ingediend tegen de raadsheren mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en T.K. Lekkerkerker, die betrokken waren bij de behandeling van een civiele procedure tussen [verzoeker] en [de notaris]. De wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft het verzoek doorverwezen naar het gerechtshof Den Haag, waar de mondelinge behandeling op 20 januari 2017 plaatsvond. [verzoeker] was niet aanwezig op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. Hij had kort voor de zitting per e-mail zijn verhindering doorgegeven aan de griffier.

De gronden voor het wrakingsverzoek waren onder andere de beslissing van de voorzitter om bepaalde stukken buiten beschouwing te laten en de mededeling dat de stukken te laat waren ingediend. De raadsheren hebben in hun reactie aangegeven dat de beslissingen in overeenstemming waren met het procesreglement en dat [verzoeker] de gelegenheid had om zijn standpunt mondeling toe te lichten. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van vooringenomenheid bij de raadsheren.

De wrakingskamer concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid en dat de door [verzoeker] aangedragen gronden voor de wraking niet slagen. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen. De beslissing is gegeven op 27 januari 2017 en wordt toegezonden aan alle betrokken partijen, waaronder [verzoeker] en de gewraakte raadsheren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : DH 44-2016
Zaaknummer hoofdzaak : 200.194.538/01 NOT
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 27 januari 2017
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking in de hoofdzaak met genoemd zaaknummer van:

[naam],

wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker].

Het geding

[verzoeker] heeft ter terechtzitting van 8 december 2016 een verzoek tot wraking ingediend tegen mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en T.K. Lekkerkerker, raadsheren in de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het gerechtshof Amsterdam in de hoofdzaak, de procedure tussen [verzoeker] (appellant) en [de notaris] (geïntimeerde, hierna: de notaris).
Bij beslissing tot verwijzing van 20 december 2016 heeft de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam in het kader van de ‘pilot externe wrakingskamer’ de wrakingszaak op grond van artikel 62b Wet op de rechterlijke organisatie ter verdere behandeling verwezen naar de wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag.
De wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag heeft de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 20 januari 2017. [verzoeker], de gewraakte raadsheren, alsmede de notaris zijn van de behandeling op deze datum op de hoogte gebracht.
Van de raadsheren is op 16 januari 2017 per e-mail een reactie op het wrakingsverzoek ontvangen. Zij hebben het hof laten weten dat zij niet berusten en dat zij geen gebruik zullen maken van de gelegenheid mondeling te worden gehoord op het wrakingsverzoek. De notaris heeft de wrakingskamer laten weten dat het wegens drukke werkzaamheden bezwaarlijk voor hem is aanwezig te zijn ter zitting en dat hij zich refereert aan het oordeel van de wrakingskamer.
Ter zitting van 20 januari 2017 is [verzoeker], hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Hij heeft kort voor de zitting, bij e-mail van 13:28 uur (twee minuten vóór aanvang van de zitting), het volgende bericht verstuurd aan de griffier:
“Mev. Vonk,
ik ga het niet redden vanmiddag. Kunt u mijn verhindering doorgeven?
MVG
[verzoeker]”.

Het wrakingsverzoek

1. De gronden van het wrakingsverzoek zijn, blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in de hoofdzaak van 8 december 2016, geformuleerd in de door [verzoeker] tijdens die zitting overhandigde pleitnota (die aan het proces-verbaal van die zitting is gehecht). Uit die pleitnota en het proces-verbaal leidt de wrakingskamer af dat [verzoeker] bezwaar heeft tegen:
i. i) de beslissing van de voorzitter, althans de motivering daarvan, bij brief van 1 december 2016, dat de e-mails en brief van 24 en 29 november 2016 buiten beschouwing worden gelaten en dat over de toelaatbaarheid van de stukken die op 29 november zijn toegezonden ter zitting zal worden beslist,
ii) de mededeling van de voorzitter ter zitting van 8 december 2016 dat de stukken die op 29 november 2016 zijn ingediend, te laat zijn ingediend en buiten beschouwing worden gelaten, aangezien de notaris bezwaar heeft tegen het toelaten van die stukken,
iii) het handhaven van het verzuim dat bij de stukken, voor zover in de Spaanse taal ingediend door de notaris, geen vertaling in de Nederlandse taal is gevoegd.
Aan deze wrakingsgronden heeft [verzoeker] naar aanleiding van de reactie van de raadsheren nog een grond toegevoegd, namelijk (iv) de opmerking in voornoemde reactie dat de stukken die hij op 29 november 2016 bij de balie van het hof heeft afgegeven, een groot aantal stukken betrof. Daardoor wordt volgens [verzoeker] de suggestie gewekt dat de omvang van de stukken, naast het tijdstip van indiening ervan, een grond voor weigering van die stukken is geweest. Bovendien had volgens hem al in de brief van 1 december 2016 moeten worden medegedeeld dat de stukken te laat waren ingediend, hetgeen niet is gebeurd.
2. [verzoeker] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om de gronden van het wrakingsverzoek mondeling toe te lichten.

De reactie van de raadsheren

3. De reactie van de raadsheren komt – kort samengevat – op het volgende neer.
De beslissingen van de voorzitter ter zitting en voorafgaande daaraan (medegedeeld aan [verzoeker] bij brief van 1 december 2016), zijn genomen overeenkomstig het ter zake bepaalde in het procesreglement, waarbij [verzoeker] de gelegenheid is geboden zijn standpunt verder mondeling ter zitting toe te lichten. Voor wat betreft de stukken die de notaris heeft ingediend, klopt het standpunt van [verzoeker] – dat voor zover die stukken in een vreemde taal zijn gesteld, een beëdigde vertaling daarvan in de Nederlandse taal dient te worden bijgevoegd – maar dat betekent evenwel niet dat het hof gehouden is voorafgaand aan een mondelinge behandeling overlegging van een vertaling van dergelijke stukken te verlangen.

De beoordeling van het wrakingsverzoek

4. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt bij de beoordeling van een wrakingsverzoek is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de wrakingskamer van oordeel dat ten aanzien van de raadsheren niet is gebleken van omstandigheden die een aanwijzing opleveren dat sprake is van vooringenomenheid. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.1
Namens de voorzitter is [verzoeker] bij brief van 1 december 2016 medegedeeld dat zijn e-mails en brief van 24 en 29 november 2016 buiten beschouwing worden gelaten voor zover die een inhoudelijke reactie op het verweer van de notaris behelzen, omdat het procesreglement daar geen ruimte voor biedt. Daarbij is [verzoeker] erop gewezen dat hij bij de mondelinge behandeling de gelegenheid krijgt om alles naar voren te brengen wat hij van belang acht voor een juiste beoordeling van de zaak. Voor wat betreft de producties die zijn toegezonden bij e-mail en brief van 29 november 2016, is namens de voorzitter medegedeeld dat het hof, gelet op artikel 1.2.3.4.6 van het procesreglement, tijdens de mondelinge behandeling zal beoordelen of deze producties kunnen worden toegelaten.
Tijdens de mondelinge behandeling van 8 december 2016 heeft de voorzitter medegedeeld dat de producties buiten beschouwing worden gelaten omdat die te laat zijn ingediend en de notaris bezwaar heeft gemaakt tegen de toelating daarvan.
De wrakingskamer acht noch de omstandigheid dat de voorzitter de toelaatbaarheid van de correspondentie en de producties van [verzoeker] met juistheid heeft getoetst aan het procesreglement, noch de (motivering van de) beslissingen die daaruit zijn voortgevloeid, een omstandigheid die blijk geeft van vooringenomenheid jegens [verzoeker].
5.2
Dat de voorzitter met de beslissing omtrent de toelaatbaarheid van de stukken in de Spaanse taal, ingediend door de notaris, heeft gewacht tot de mondelinge behandeling, en dat de leden van de zittingscombinatie kennis hebben genomen van die stukken, levert evenmin een aanwijzing op voor vooringenomenheid jegens [verzoeker]. Artikel 1.2.3.1.2 van het procesreglement richt zich namelijk tot procespartijen en brengt niet met zich dat het hof er voor dient te zorgen dat voorafgaande aan de zitting een vertaling wordt aangeleverd van stukken die in een vreemde taal zijn gesteld. Bewijsstukken die niet voldoen aan voornoemd artikel kunnen overigens buiten beschouwing worden gelaten.
5.3
Ook uit de opmerking van de raadsheren in hun reactie onder punt 4 – dat [verzoeker] op 29 november 2016 een groot aantal stukken bij de balie heeft afgegeven – vloeit niet voort dat zij een vooringenomenheid jegens hem koesteren. Dat de omvang van de stukken een rol heeft gespeeld bij de beslissing om die stukken buiten beschouwing te laten, is niet aannemelijk geworden, nog daargelaten dat niet valt in te zien waarom dit vooringenomenheid van de betrokken raadsheren zou opleveren.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen van de door [verzoeker] aangedragen gronden voor de wraking slaagt. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan [verzoeker], mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en T.K. Lekkerkerker, [de notaris], alsmede de wrakingskamer van het hof Amsterdam.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A.A. Schuering en
J.A. van Kempen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.