Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer hoofdzaak : 200.194.538/01 NOT
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft [verzoeker] op 8 december 2016 een verzoek tot wraking ingediend tegen de raadsheren mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en T.K. Lekkerkerker, die betrokken waren bij de behandeling van een civiele procedure tussen [verzoeker] en [de notaris]. De wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft het verzoek doorverwezen naar het gerechtshof Den Haag, waar de mondelinge behandeling op 20 januari 2017 plaatsvond. [verzoeker] was niet aanwezig op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. Hij had kort voor de zitting per e-mail zijn verhindering doorgegeven aan de griffier.
De gronden voor het wrakingsverzoek waren onder andere de beslissing van de voorzitter om bepaalde stukken buiten beschouwing te laten en de mededeling dat de stukken te laat waren ingediend. De raadsheren hebben in hun reactie aangegeven dat de beslissingen in overeenstemming waren met het procesreglement en dat [verzoeker] de gelegenheid had om zijn standpunt mondeling toe te lichten. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van vooringenomenheid bij de raadsheren.
De wrakingskamer concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid en dat de door [verzoeker] aangedragen gronden voor de wraking niet slagen. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen. De beslissing is gegeven op 27 januari 2017 en wordt toegezonden aan alle betrokken partijen, waaronder [verzoeker] en de gewraakte raadsheren.