In deze zaak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 10 november 2016, waarin Trest Koksokhimmontazh (verweerster) toestemming heeft gekregen om aandelen in Nostro Futuro te verkopen die in beslag zijn genomen. De zaak betreft een verzoek tot bepaling van de verkoop van deze aandelen op basis van artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Trest had eerder conservatoir beslag gelegd op de aandelen van [verzoeker] in Nostro Futuro, na een veroordeling van [verzoeker] door de rechtbank tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Trest. De rechtbank had het verzoek van Trest toegewezen, maar niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In hoger beroep heeft [verzoeker] verzocht om de beschikking te vernietigen en de verkoop van de aandelen te weigeren, terwijl Trest heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank niet in geschil zijn. Het hof heeft de gronden voor verzet tegen executie besproken en geconcludeerd dat de door [verzoeker] aangevoerde argumenten onvoldoende zijn om de executiebevoegdheid van Trest te betwisten. Het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden die [verzoeker] aanvoert niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van misbruik van recht door Trest. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten, die uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.