ECLI:NL:GHDHA:2017:1872
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen minderjarigen en grootmoeder vaderszijde; belangen van minderjarigen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de grootmoeder van twee minderjarigen, die verzoekt om een omgangsregeling met hen. De grootmoeder is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek om een omgangsregeling werd afgewezen. De minderjarigen zijn geboren uit de relatie van de moeder met de vader, die de minderjarigen heeft erkend. De rechtbank had eerder het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en het gezag aan de moeder toebedeeld. De grootmoeder stelt dat zij jarenlang een belangrijke rol heeft gespeeld in de verzorging van de minderjarigen en dat omgang met haar in hun belang is. De moeder daarentegen betwist dit en wijst op de problematische relatie tussen de grootmoeder en de vader, die strafrechtelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten tegen de moeder. De raad voor de kinderbescherming heeft ook een negatief advies gegeven over de omgang, omdat het risico bestaat dat de grootmoeder niet in staat is om het contact tussen de vader en de minderjarigen te scheiden. Het hof heeft de argumenten van de grootmoeder en de moeder afgewogen en geconcludeerd dat omgang tussen de grootmoeder en de minderjarigen in strijd is met hun zwaarwegende belangen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de grootmoeder af.