ECLI:NL:GHDHA:2017:1837

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
27 juni 2017
Zaaknummer
200.207.619/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en schoolinschrijving van minderjarige na scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige en inschrijving op een andere basisschool. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, stelde dat de oude woonomgeving onveilig was voor de minderjarige. De vader, die het niet eens was met de verhuizing en schoolkeuze, voerde aan dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige was en dat hij niet in staat was om de minderjarige naar school te brengen door zijn medische situatie. Het hof heeft de belangen van beide ouders en de minderjarige afgewogen. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor de verhuizing door de moeder voldoende was onderbouwd en dat de nieuwe woning in een veiligere omgeving lag. De moeder had ook aangeboden om de minderjarige naar de vader te brengen en weer op te halen van school. Het hof verleende de moeder vervangende toestemming voor de verhuizing en de schoolinschrijving, maar bekrachtigde de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, omdat er onvoldoende gronden waren voor wijziging daarvan. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.207.619/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 16-8740
zaaknummer rechtbank : C/10/512646
beschikking van de meervoudige kamer van 21 juni 2017
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.B. Peters te Zoetermeer,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. G.E. van der Pols te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2016, hierna: de bestreden beschikking, uitgesproken onder voormeld zaak- en rekestnummer.
Bij die beschikking zijn de verzoeken van de moeder, inhoudende vervangende toestemming verhuizing en vervangende toestemming voor inschrijving school, en het verzoek van de vader, inhoudende de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen, afgewezen en zijn de proceskosten gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De moeder is op 17 januari 2017 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2.
De vader heeft op 28 februari 2017 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3.
De moeder heeft op 12 april 2017 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4.
Bij het hof zijn voorts van de zijde van de moeder de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van 31 januari 2017, ingekomen op 1 februari 2017, met bijlage;
- een journaalbericht van 22 maart 2017, ingekomen op 28 maart 2017, met bijlage
.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft op 11 mei 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de advocaat van de vader.
De vader en de raad zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
  • partijen hebben een affectieve relatie gehad;
  • uit de moeder is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: de minderjarige;
  • de minderjarige is door de vader erkend;
  • bij beschikking van 22 maart 2013 is de vader naast de moeder belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige;
  • de hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1.
In geschil zijn:
  • de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder naar de woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] ;
  • de vervangende toestemming tot inschrijving en plaatsing van de minderjarige op de openbare basisschool [naam] , gelegen aan het [adres] te [vestigingsplaats] ;
  • de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.
4.2.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog haar inleidende verzoeken, strekkende tot vervangende toestemming zoals in eerste aanleg verzocht, toe te wijzen, althans die beslissingen te nemen die het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
4.3.
De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de vader het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van zijn verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de minderjarige de hoofdverblijfplaats bij hem zal hebben en onderwijs dient te volgen op de [naam] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . In voorwaardelijk incidenteel appel verzoekt de vader het hof te bepalen dat de minderjarige onderwijs dient te volgen aan de [naam] aan de [adres] te [vestigingsplaats] en de moeder dient terug te verhuizen naar de wijk het Oude Noorden in [woonplaats] .
4.4.
De moeder voert het volgende aan. Voor de moeder was het noodzakelijk om te verhuizen, omdat zij de vorige woonomgeving vanwege de onveilige situatie niet geschikt vond voor de minderjarige om in op te groeien. Een half jaar geleden heeft de moeder aan de vader te kennen gegeven dat zij voornemens was te gaan verhuizen, waarop de vader haar heeft medegedeeld nergens aan mee te zullen werken. De moeder is geruime tijd bezig geweest om betere huisvesting te verkrijgen. Twee maanden voor de zitting bij de rechtbank kreeg de moeder het bericht dat zij was ingeloot voor de woning aan het [adres] en werd haar een concept-huurovereenkomst toegezonden. De moeder kwam hierdoor in ernstige tijdnood. Zou zij in afwachting van de uitkomst van de rechterlijke procedure de huurovereenkomst niet tekenen, dan zou de woning aan haar neus voorbij gaan en zou zij weer op een wachtlijst worden geplaatst. Volgens de moeder kan van haar niet worden gevergd dat zij terugkeert naar haar oude omgeving en dat de minderjarige moet worden teruggeplaatst op zijn oude school. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar en kan niet zonder een aanzienlijke schadevergoeding worden beëindigd, daargelaten of de moeder nog in de oude buurt woonruimte kan verkrijgen. Bij de verhuizing is rekening gehouden met het feit dat de nieuwe woning niet veel verder is gelegen dan de vorige woning, zodat de verhuizing geen gevolgen zou hebben voor de zorgregeling. Door de verhuizing is volgens de moeder een verandering van school noodzakelijk, omdat zij de minderjarige niet vanuit de nieuwe woning naar school kan brengen en ophalen. De moeder merkt daarbij op dat de raad heeft geadviseerd om de minderjarige naar een school te laten gaan in de buurt waar de moeder woont. De moeder heeft de vader compensatie aangeboden ten aanzien van de betrekkelijke extra reistijd. De vader heeft rechtens geen enkel te respecteren belang bij het niet geven van zijn toestemming voor de verhuizing. De door de vader aangevoerde argumenten rechtvaardigen geen wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige. Vanwege zijn nierziekte en de daarbij noodzakelijke dialyse, is de vader slechts beperkt beschikbaar, zelfs voor een beperkte omgangsregeling en dan is een wijziging van de hoofdverblijfplaats al aanstonds ongewenst te achten, nog afgezien van de vraag of de vader in staat is om de minderjarige de noodzakelijke verzorging en opvoeding te bieden.
4.5.
De vader verweert zich en voert het volgende aan. De moeder was ervan op de hoogte dat de vader niet akkoord was met een verhuizing en het inschrijven van de minderjarige op een andere school. De vader vindt het in het belang van de minderjarige dat hij op zijn oude school blijft, van waar uit de vader in staat is om hem naar school te brengen en van school op te halen. Van tijdnood aan de zijde van de moeder is geen sprake. Ruim van tevoren had zij de mogelijkheid om de rechtbank om vervangende toestemming te vragen. Echter, de moeder heeft haar wil doorgezet. Van een zorgvuldige voorbereiding van de verhuizing is geenszins sprake, evenals door de moeder aangeboden compensatie van tijdverlies in de zorgregeling tussen de vader en de minderjarige. Door zijn medische situatie is de vader beperkt in zijn mogelijkheden en in de tijd die hij heeft voor het ophalen en terugbrengen van de minderjarige naar school. Dat de moeder niet bekend was met zijn medische problematiek, verbaast hem. Daarbij meent de vader dat de wijk waarin de moeder woonde geen zeer slechte wijk is en niet vaker wordt getroffen door misdaad dan de wijk waar de moeder thans verblijft. De verhuizing is door de moeder niet goed doordacht en uitgevoerd. De raad is inmiddels een onderzoek gestart naar de woonsituatie van de minderjarige bij de moeder. Het handelen van de moeder is tekenend voor de situatie zoals zij en haar partner die zien ten aanzien van de minderjarige, namelijk dat de moeder beslist en dat de vader moet volgen. Partijen hebben gezamenlijk het gezag en dienen over dit soort zaken overleg te hebben alvorens gezamenlijk tot een besluit te komen. De moeder heeft de minderjarige uit zijn vertrouwde omgeving gehaald waarin hij geregeld contact had met zijn vader, van een school gehaald waar de minderjarige het erg naar zijn zin had en weggehaald uit de contacten met zijn vriendjes met wie de minderjarige zowel op straat als bij de vader thuis speelde. De moeder biedt niet de juiste zorg en opvoeding aan de minderjarige en neemt beslissingen die niet in het belang van de minderjarige zijn. Er bestaat bij de vader geen bezwaar tegen het vaststellen van een regeling vergelijkbaar aan de regeling zoals hij die had ten aanzien van de minderjarige, indien de hoofdverblijfplaats van de minderjarige wordt gewijzigd in bij de vader. Hij is in staat de voor de minderjarige noodzakelijke verzorging en opvoeding te geven en is tevens in staat om het contact tussen de minderjarige en de moeder te stimuleren.
4.6.
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, de schoolkeuze van het kind en de hoofdverblijfplaats van het kind, zodanige beslissingen te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Verhuizing
5.3.
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4.
Het hof overweegt als volgt. Het betreft hier een verhuizing binnen de zelfde stad en op een afstand van ongeveer tien kilometer verwijderd van de vorige woonplek van de moeder en de school waar de minderjarige voor de verhuizing onderwijs volgde. Het belang van de moeder om met de minderjarige te vertrekken uit haar oude woning acht het hof zwaarwegend. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder voldoende aannemelijk gemaakt dat de oude woning vanwege de ligging geen geschikte plek was voor de minderjarige om op te groeien. Daarmee heeft zij de noodzaak om te verhuizen voldoende onderbouwd. De moeder heeft actief gezocht naar een woning in een betere omgeving, echter wel binnen [woonplaats] . De nieuwe woning is gelegen in een veiliger en kindvriendelijke wijk met veel groenvoorzieningen en speeltuinen. Hoewel de moeder met de minderjarige is verhuisd alvorens daarvoor vervangende toestemming te hebben verkregen, acht het hof de handelswijze van de moeder niet onbegrijpelijk aangezien zij onder tijdsdruk diende te beslissen of zij de woning aan het [adres] al dan niet wilde huren.
5.5.
Tegenover voornoemd belang van de moeder staan evenwel belangen die ook zwaar wegen. Het gaat daarbij om het belang van de vader en de minderjarige om de tijd die zij thans met elkaar doorbrengen, niet te bekorten. De moeder ziet het belang van goed contact tussen de vader en de minderjarige in en zij wil daar ook haar best voor doen. Ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat er na de verhuizing niets is veranderd in de zorgregeling tussen de vader en de minderjarige. Eveneens is het hof gebleken dat de weerstand van de vader ten aanzien van de verhuizing met name is gelegen in de verandering van de school waar de minderjarige basisonderwijs volgt. De vader zou door de langere reistijd naar de nieuwe school en zijn behandelingen in het ziekenhuis niet meer in staat zijn de minderjarige van school op te halen en naar school te brengen. Het hof is echter gebleken dat de moeder op dit punt de vader tegemoetgekomen is, door de minderjarige naar de vader te brengen en hem aldaar weer op te halen. Ter zitting heeft de moeder aangegeven dat zij dit zal blijven doen indien het hof haar alsnog vervangende toestemming tot verhuizing verleent.
5.6.
Het hof is niet gebleken dat het niet goed gaat met de minderjarige en dat zijn belangen zich tegen de verhuizing verzetten. Nu de minderjarige bij zijn moeder blijft wonen en de nieuwe woning zich, evenals de vorige woning van de moeder, in [woonplaats] bevindt, acht het hof de verhuizing niet zo ingrijpend dat dit aan een verhuizing door de moeder met de minderjarige in de weg staat. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat het belang van de moeder om met de minderjarige te verhuizen zwaarder weegt dan de belangen van de vader. Het hof zal de moeder dan ook vervangende toestemming verlenen om met de minderjarige te verhuizen naar de woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] . Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het in dit geval gaat om een verhuizing binnen een aanvaardbare afstand binnen de gemeente [woonplaats] .
Schoolkeuze
5.8.
De moeder heeft het hof eveneens verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de minderjarige op de openbare basisschool [naam] te [vestigingsplaats] . De vader heeft weliswaar bezwaren geuit tegen inschrijving van de minderjarige op deze school, maar zijn bezwaren lijken vooral te zijn gericht tegen de locatie van deze school. Het is voor de vader immers, zoals hiervoor al overwogen, niet meer mogelijk om de minderjarige naar zijn nieuwe school toe te brengen en op te halen. De moeder zag zich in haar situatie echter genoodzaakt tot plaatsing van de minderjarige op de [naam] , vanwege de bij haar, in verband met haar opleiding, bestaande onmogelijkheid om de minderjarige vanaf de nieuwe woning naar zijn oude school toe te brengen. De minderjarige gaat nu naar een school in de wijk waarin hij woont en het hof acht dat in het belang van de minderjarige. Ter zitting in hoger beroep is door de moeder naar voren gebracht dat de minderjarige het naar zijn zin heeft op de [naam] en dat zijn schoolprestaties zijn verbeterd. De minderjarige volgt al sinds 22 oktober 2016 onderwijs op zijn nieuwe school. Nu de vader met name bezwaar heeft tegen de locatie van de nieuwe school en niet aannemelijk is geworden dat de [naam] geen geschikte school is voor de minderjarige, zal het hof ook dit verzoek van de moeder toewijzen. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat de verandering van school niet leidt tot wijziging in de zorgregeling, doordat de moeder de minderjarige naar de vader brengt en hem weer ophaalt. Verder acht het hof het in het belang van de minderjarige dat hij in zijn woonomgeving naar school gaat, zodat hij buiten de schooltijden gemakkelijker contact kan hebben met schoolvriendjes en –vriendinnetjes.
Hoofdverblijfplaats
5.9.
Het hof overweegt dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige een ingrijpende gebeurtenis is in het leven van de minderjarige en dat hiermee daarom terughoudend dient te worden omgegaan. Uit niets is het hof gebleken dat de situatie voor de minderjarige bij de moeder niet goed is. Ter zitting is wel gebleken dat – zoals de vader heeft gesteld – de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) een onderzoek gestart is met betrekking tot de minderjarige. Dit onderzoek loopt echter nog. Het hof is niet op de hoogte van de aanleiding en aard van dit onderzoek, noch van de conclusies en het advies, zodat het hof hieraan voorbijgaat. Indien het onderzoek van de raad leidt tot een verzoek tot het nemen van een beschermingsmaatregel, dan zal dit in een aparte procedure aan de orde komen. Mede gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de verzoeken van de moeder is overwogen, is het hof van oordeel dat de vader onvoldoende heeft gesteld om een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te rechtvaardigen. Op dit punt zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd.
5.10.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de verzoeken van de moeder tot het verkrijgen van vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen en de minderjarige in te schrijven op een basisschool zijn afgewezen en, opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar de woning, gelegen aan het [adres] te [woonplaats] ;
verleent de moeder vervangende toestemming om de minderjarige in te schrijven op de openbare basisschool [naam] , gelegen aan het [adres] te [vestigingsplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, O.I.M. Ydema en I. Zetstra, bijgestaan door mr. B.L. Lok als griffier, en is op 21 juni 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.