Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 515,-
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 mei 2016, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen was vastgesteld op € 75,- per maand per kind. De vrouw stelde dat de behoefte van de minderjarigen € 500,- per maand per kind bedraagt, en dat de rechtbank ten onrechte was uitgegaan van de inkomsten van partijen in 2012, terwijl zij in dat jaar feitelijk uit elkaar waren gegaan. De man, verweerder in hoger beroep, verzocht het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen bij de moeder verblijven en dat partijen samen drie kinderen hebben. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het ouderschapsplan dat door partijen was ondertekend. Het hof oordeelde dat de vrouw genoodzaakt was om het mediationverslag over te leggen ter onderbouwing van haar stelling dat partijen bewust waren afgeweken van de wettelijke maatstaven bij het bepalen van de behoefte van de minderjarigen. Het hof kwam tot de conclusie dat de behoefte van de minderjarigen inderdaad € 500,- per maand per kind bedraagt.
Vervolgens heeft het hof de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man een bijdrage van € 182,50 per maand per kind aan de vrouw moet betalen, met ingang van 1 december 2015. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en dat de man de nieuwe alimentatieverplichting moet nakomen. De proceskosten in beide instanties worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.