Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Den Haag aangevochten, waarin was bepaald dat de vader voortaan alleen het gezag over de kinderen zou uitoefenen. De moeder stelde dat de minderjarigen niet klem of verloren waren geraakt tussen de ouders en dat zij als welwillende ouder in het belang van de kinderen handelde. De vader daarentegen voerde aan dat de moeder niet in staat was om gezamenlijk gezag uit te oefenen en dat de kinderen in een zorgelijke situatie verkeerden onder haar hoede. Het hof heeft vastgesteld dat er een lange geschiedenis van hulpverlening in het gezin van de moeder is geweest, zonder de gewenste resultaten. De minderjarigen waren onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst vanwege zorgen over hun welzijn. Het hof oordeelde dat de wijziging van het gezag in het belang van de minderjarigen noodzakelijk was, gezien de problematische situatie en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. De uitspraak van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof droeg de griffier op om de beslissing onverwijld aan de rechtbank te Den Haag te communiceren.