ECLI:NL:GHDHA:2017:16
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M.J. van der Ven
- J.M. van der Klooster
- C.J. Verduijn
- Rechtspraak.nl
Incident ex artikel 351 Rv inzake schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De zaak betreft een hoger beroep van [appellante], een bedrijf gevestigd te Breda, tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag. De kantonrechter had de vordering van [appellante] tot betaling van een succesfee afgewezen en [appellante] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 586.500,-- aan [geïntimeerde], een bedrijf gevestigd te Ter Aar. [appellante] verzocht in het incident om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat zij niet over de financiële middelen beschikt om aan de veroordeling te voldoen. [geïntimeerde] heeft het verzoek bestreden en het hof heeft de zaak beoordeeld.
Het hof overweegt dat een partij met een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in beginsel bevoegd is dat vonnis te executeren, ook al is er hoger beroep ingesteld. Echter, de appelrechter kan op verzoek van een partij de tenuitvoerlegging schorsen. [appellante] heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat van de beslissing van de kantonrechter wordt afgeweken. Het hof concludeert dat de belangenafweging in het voordeel van [geïntimeerde] uitvalt, omdat de executie van het vonnis slechts een gering bedrag zal opleveren en [geïntimeerde] geen dringende behoefte heeft aan dat bedrag. Het hof wijst de incidentele vordering van [appellante] af en houdt de beslissing over de kosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak.