BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het ouderlijk gezag ten aanzien van de minderjarigen.
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat het inleidende verzoek van de moeder, strekkende tot verkrijging van eenhoofdig ouderlijk gezag, alsnog wordt afgewezen.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof het verzoek van de vader af te wijzen met veroordeling van de vader in de proceskosten.
4. De vader voert het volgende aan. Een grond voor wijziging van het gezag ontbreekt. Het verzoek van de moeder is enkel gebaseerd op haar angst dat de vader onbereikbaar zou zijn indien voor belangrijke beslissingen zijn instemming wordt gevraagd. De angst van de moeder is niet gebaseerd op feiten. De vader heeft nooit zijn toestemming geweigerd of trajecten tegengewerkt. De moeder heeft zelf ook aangegeven dat zich hieromtrent nog geen problemen hebben voorgedaan. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer met zich mee dat het in het belang van het kind is om het gezag aan één van de ouders toe te kennen. De vader wijst op het advies van de raad in eerste aanleg, inhoudende het verzoek van de moeder af te wijzen en het gezamenlijk gezag in stand te laten. Het is niet de intentie van de vader om zich op intensieve wijze met de dagelijkse opvoeding en verzorging van de kinderen te gaan bemoeien, dat gaat ook niet nu hij in detentie zit. Hij heeft zich steeds terughoudend opgesteld en is voornemens dit te blijven doen. De vader wijst er op dat uitgekleed gezag, zoals geadviseerd door de raad, in de rechtspraak vaker wordt toegepast in uitzonderlijke gevallen, wat hier het geval is.
5. De moeder verweert zich daartegen als volgt. Zij en de vader hebben een ernstig verstoorde relatie. Er is geen vertrouwen en geen communicatie tussen de ouders. Bij een gedwongen uitoefening van het gezamenlijk gezag zullen de kinderen klem of verloren raken. Uitoefening van het gezamenlijk gezag is niet in het belang van de minderjarigen en praktisch onuitvoerbaar. Gelet op zijn detentie is de vader niet bereikbaar, als dat met spoed nodig is. De moeder heeft een manier gevonden om om te gaan met het verleden en de invloed die dit nu nog op haar heeft. De moeder heeft PTSS als gevolg van het huiselijk geweld tijdens haar huwelijk met de vader. Na de procedure in eerste aanleg zijn haar angst en onzekerheid weer toegenomen. Als de bestreden beschikking wordt vernietigd en partijen weer gezamenlijk het gezag uitoefenen, dan zou dat betekenen dat de moeder steeds geconfronteerd wordt met de vader. Dit zou kunnen leiden tot een terugval bij de moeder. De moeder en de vader zijn niet in staat om gezamenlijk beslissingen te nemen omtrent de belangrijkste zaken in het leven van hun kinderen. Een uitgeklede vorm van gezag is niet geïndiceerd, gezien de wetgever een dergelijke vorm van gezag niet heeft beoogd. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder nog naar voren gebracht dat zij zich zorgen maakt dat, mocht er iets met haar gebeuren, de minderjarigen automatisch bij de vader terecht zouden komen indien hij ook met het gezag over de minderjarigen is belast.
6. De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat, bij instandhouding van het eenhoofdig gezag van de moeder, de kans groot is dat de vader helemaal op de achtergrond raakt, terwijl de (jongste) minderjarigen te kennen hebben gegeven nieuwsgierig te zijn naar hun vader en contact met hem te willen onderhouden.
7. Ingevolge artikel 1:253n BW in verbinding met artikel 1:251a BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
8. Niet ter discussie staat dat sprake is van gewijzigde omstandigheden, nu de vader inmiddels in detentie verblijft.
9. Het hof stelt voorts het volgende voorop. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders samen beslissingen kunnen nemen over de verzorging en opvoeding van de kinderen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en hun veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor de kinderen en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, ten minste in staat zijn de kinderen buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, zal er geen onaanvaardbaar risico zijn dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Andere redenen kunnen evenwel een wijziging van het gezag noodzakelijk maken.
10. In de onderhavige zaak is duidelijk dat sinds het uiteengaan van partijen de onderlinge communicatie zeer moeizaam verloopt. Gebleken is dat tussen partijen in het verleden sprake is geweest van huiselijk geweld, als gevolg waarvan de moeder emotionele belemmeringen ondervindt in het contact met de vader en het eventueel gezamenlijk uitoefenen van het gezag. Toch ziet het hof nu geen aanleiding om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof overweegt daartoe als volgt. Beide ouders stellen zich zeer liefdevol op ten opzichte van de minderjarigen en ook de vader is, ondanks zijn detentie, zeer betrokken bij de minderjarigen. Tussen de vader en de minderjarigen is sprake van één vast belmoment per week, waarbij de vader contact heeft met alle drie de minderjarigen. Het hof acht het positief dat de moeder zich inzet voor de contacten tussen de vader en de minderjarigen en dat zij zich jegens de minderjarigen niet negatief uitlaat over hem. Niet gebleken is dat de vader de beslissingen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor de minderjarigen blokkeert of zal blokkeren. Ook erkent de moeder dat zij, buiten de behandeling voor [minderjarige 1] , weinig problemen ervaart van het gezamenlijk gezag. Evenmin is op dit moment gebleken dat de ouders niet in staat zijn de minderjarigen buiten hun strijd te houden. Het hof is van oordeel dat er thans geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Hetgeen de moeder daartoe heeft aangevoerd, acht het hof onvoldoende. Ook is niet gebleken dat een beëindiging van het gezamenlijk gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. De gronden om de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten, doen zich onder de gegeven omstandigheden niet voor. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en het inleidend verzoek van de moeder alsnog afwijzen.
11. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de proceskosten, zal het hof afwijzen.
12. Dit leidt tot de volgende beslissing.