ECLI:NL:GHDHA:2017:1472
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van rijbewijs ongeldigverklaring
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Suriname in 1970, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens het rijden zonder geldig rijbewijs. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde anders.
Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op een incident op 15 april 2016 te Delft, waarbij de verdachte een motorrijtuig bestuurde terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was. De advocaat-generaal stelde dat het rijbewijs ongeldig was geworden op basis van artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994, maar het hof kon niet vaststellen of aan de voorwaarden voor ongeldigverklaring was voldaan. De benodigde documenten, waaronder een vonnis van 2 juli 2015, ontbraken in het dossier.
Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Daarom sprak het hof de verdachte vrij en vernietigde het vonnis waarvan beroep. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de strafrechter om zelf te oordelen over de geldigheid van een rijbewijs in het licht van de Wegenverkeerswet.