1.9Ariool heeft op 14 november 2013 een bedrag van € 2.299,00 betaald aan [geïntimeerde].
2. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Ariool te veroordelen tot betaling van € 12.450,79 (zijnde de hoofdsom vermeerderd met een bedrag van € 1.770,72 aan rente tot en met 20 november 2014 en verminderd met het reeds betaalde bedrag van € 2.299,00), te vermeerderen met rente en proceskosten.
3. Bij tussenvonnis van 17 juli 2015 is Ariool is in de gelegenheid gesteld bij akte feitelijkheden te stellen over wat er is gedaan om de waterstand in het riool op een minimaal niveau te brengen en of zij zich van de hoogte van die waterstand heeft vergewist voorafgaand aan de werkzaamheden. Tevens werd zij toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het door de kantonrechter voorshands aangenomen vermoeden dat de regietarieven zijn opgenomen voor het geval niet werd voldaan aan de in de offerte opgenomen uitgangspunten.
4. Bij eindvonnis van 12 februari 2016 heeft de kantonrechter overwogen dat Ariool het tegenbewijs tegen het aangenomen vermoeden niet heeft geleverd. Voorts is aangenomen dat het riool zodanig vervuild was dat niet werd voldaan aan de in de overeenkomst neergelegde uitgangspunten bij de werkzaamheden. Tot slot is overwogen dat Ariool heeft moeten begrijpen dat de werkzaamheden een verhoging van de daarvoor te betalen prijs tot gevolg zouden hebben. De kantonrechter heeft daarom de vordering toegewezen.
5. In hoger beroep heeft Ariool gevorderd de bestreden vonnissen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [geïntimeerde] af te wijzen met veroordeling in de kosten van beide instanties.
6. Grief I is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat vermoed wordt dat de regietarieven zijn opgenomen voor het geval bij de uitvoering van de werkzaamheden zou blijken dat niet voldaan wordt aan de in de offerte vermelde uitgangspunten bij de werkzaamheden, waardoor er sprake zou kunnen zijn van meerwerk. Ariool heeft zich op het standpunt gesteld dat de regieprijzen op verzoek van Ariool zijn opgenomen en betrekking hebben op de situatie dat een of meer andere rioolleiding(en) gereinigd zou(den) moeten worden dan het riooltracé waarop partijen het oog hadden. Als deze riolen een kleinere doorsnede zouden hebben dan 500 mm dan zou de prijs voor een combiwagen € 175,00 per uur zijn geweest en zouden de riolen een grotere doorsnede hebben gehad, dan zou de prijs voor een reinigingsset € 247,00 per uur zijn geweest. Ariool heeft van haar stelling getuigenbewijs aangeboden.
7. Dat de regietarieven op verzoek van Ariool zouden zijn opgenomen, volgt niet uit haar aanvraag in de e-mail van 30 mei 2013 en evenmin uit de e-mail van 31 mei 2013 waarin zij akkoord ging met de offerte. Volgens Ariool is dit telefonisch besproken maar [geïntimeerde] heeft betwist dat er melding is gemaakt van het reinigen van andere rioolleidingen. Een nadere onderbouwing heeft Ariool ook niet gegeven. Het hof volgt de (impliciete) stelling van Ariool dat de in de offerte opgenomen verschillende doorsnedes erop wijzen dat het regietarief alleen van toepassing kon zijn op een of meer andere rioolleiding(en) niet. Vast staat dat beide partijen niet in de gelegenheid zijn geweest om de rioolleiding vooraf te inspecteren. Er bestond derhalve niet alleen onduidelijkheid over het bestaan van andere leidingen maar ook was niet duidelijk wat bijvoorbeeld de staat en de doorsnede was van de te reinigen rioolleiding. Ariool is weliswaar steeds uitgegaan van een diameter van 315 mm maar uit de rapportage van de rijdende camera (productie 1 bij akte na tussenvonnis van 1 september 2015, pagina II-1) volgt dat de rioolleiding over een substantieel deel een diameter van 500 mm had. Hieruit volgt dat ook het riooltracé waarop partijen het oog hadden verschillende doorsnedes kende. Hetgeen door Ariool is aangevoerd is derhalve onvoldoende om het aangenomen vermoeden te ontzenuwen. Ook het hof gaat er daarom vanuit dat de regietarieven zijn opgenomen voor het geval er niet zou zijn voldaan aan een van de in de offerte genoemde uitgangspunten. De grief faalt.
8. Grief II is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het aantal uren dat de hulpmiddelen waarvoor het regietarief geldt, zijn ingezet, niet in geschil is. In de toelichting wordt aangevoerd dat Ariool telefonisch heeft gemeld dat zij niet wenst dat er doelloos een wagen met inzittende op het werk staat.
9. Het hof overweegt dat de in rekening gebrachte uren zijn geregistreerd in de dagrapporten en dat deze, zonder voorbehoud, door een medewerker van Ariool zijn getekend. Voorts is geen grief gericht tegen r.o. 2.4 van het eindvonnis zodat het hof ervan uitgaat dat met die ondertekening de juistheid van hetgeen in de dagrapporten is vermeld, wordt bevestigd. Ariool heeft ook niet toegelicht welk onderdeel van de dagrapporten en/of facturen dan onjuist zou zijn. Grief II slaagt dan ook niet.
10. Grief III betreft de waterstand in het riool en grief IV de door de kantonrechter aangenomen verontreiniging. Volgens Ariool ontbreekt enige objectieve onderbouwing van de verontreiniging, zoals stortbewijzen.
11. Uit hetgeen het hof onder r.o. 7 heeft overwogen, volgt dat het regietarief van toepassing is indien niet wordt voldaan aan een van de in de offerte genoemde uitgangspunten. Als de vervuiling van meer dan 30% komt vast te staan, is de waterstand derhalve niet meer relevant. Ter onderbouwing van de stelling dat er een ernstige vervuiling in de rioolleiding aanwezig was, heeft [geïntimeerde] dagrapporten met werkbonnen (ondertekend door een medewerker van Ariool) en een inspectierapport overgelegd. In de dagrapporten is vermeld dat er op 7 juni 2013 een vervuiling van 60% is aangetroffen, bestaande uit
“heel veel slib, olie, zand, puin”. Op 11 juni 2013 is een vervuiling van 100% aangetroffen, met als omschrijving: “
pijp 100% dicht veel slib zand, puin olie”.Uit deze dagrapporten kan worden afgeleid dat er sprake was van een vervuiling van meer dan 30%. Ook hier geldt dat met ondertekening van de rapporten door een medewerker van Ariool de juistheid ervan wordt bevestigd. Nu Ariool onvoldoende onderbouwing heeft gegeven van haar stelling dat het riool niet vervuild was, heeft [geïntimeerde] de ernstige vervuiling voldoende aannemelijk gemaakt en is het overleggen van stortbewijzen niet noodzakelijk. De grieven III en IV falen derhalve.
12. Volgens grief V heeft de kantonrechter ten onrechte aangenomen dat Ariool heeft moeten begrijpen dat de werkzaamheden een verhoging van de daarvoor te betalen prijs tot gevolg zouden hebben. Ariool voert aan dat [geïntimeerde] haar had moeten waarschuwen dat er reden was om van de vaste prijs af te wijken. Voorts wordt betoogd dat de kantonrechter niet consequent de overwegingen 5.8 en 5.9 van het tussenvonnis heeft gevolgd.
13. Voorop moet worden gesteld dat de kantonrechter in het eindvonnis is terug gekomen van de eerder genomen bindende eindbeslissing in 5.8 en 5.9 van het tussenvonnis van 17 juli 2015. Ingevolge HR 25 april 2008, NJ 2008, 553 was hij daartoe ook bevoegd. In zoverre faalt de grief. Voor zover wordt geklaagd dat [geïntimeerde] Ariool niet heeft gewaarschuwd geldt het volgende. [geïntimeerde] heeft gesteld dat er overleg heeft plaats gehad, dat besproken is dat ander materieel zou worden ingezet en dat voor de prijs is verwezen naar de regietarieven. Ariool heeft betwist dat een dergelijk overleg heeft plaatsgevonden. Wat daar ook van zij, het hof is met de kantonrechter van oordeel dat Ariool heeft moeten begrijpen dat de (extra) werkzaamheden en inzet van zwaarder materieel een substantiële verhoging van de prijs (en dus een afwijking van de vaste prijs) tot gevolg zouden hebben (vgl. art. 7:755 BW). Relevant daarvoor is dat hier sprake is van onderaanneming, dat Ariool in dezelfde branche werkzaam is, dat een medewerker van Ariool steeds aanwezig is geweest bij de werkzaamheden, dat de dagrapporten door een medewerker van Ariool zijn ondertekend, dat de werkzaamheden geruime tijd langer duurden dan voorzien en dat er (zoals Ariool in haar conclusie van antwoord onder 2.6. ook zelf heeft gesteld) herhaaldelijk contact is geweest tussen partijen. Een waarschuwingsplicht geldt onder deze omstandigheden niet. Het enkele feit dat Ariool geklaagd heeft over een camerawagen die niet werd gebruikt, maakt dit niet anders. Dat bij meerwerk de regietarieven relevant gingen worden, is overigens door Ariool niet weersproken (zie memorie van grieven, 4.2.4). Ook grief V kan daarom niet slagen.
14. Het bewijsaanbod van Ariool zal worden gepasseerd. Voor zover het specifiek gericht was op de stelling dat op haar verzoek het regietarief was opgenomen, geldt hetgeen hiervoor onder r.o. 7 is overwogen. Voor het overige voldoet het bewijsaanbod niet aan de daaraan (in ieder geval) in hoger beroep te stellen eisen.
15. Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen en dat het bestreden eindvonnis moet worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat Ariool wordt veroordeeld in de kosten van hoger beroep.