Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 23 mei 2017
[naam 1] ,
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
- [appellante] heeft op de toelatingszitting erkend dat geen boekhouding van haar voormalige onderneming voor handen is, maar heeft toen verklaard dat zulks geheel aan haar boekhouder te wijten is, terwijl inmiddels is gebleken dat schuldenares de laatste jaren zelf verantwoordelijk is geweest voor de boekhouding;
- [appellante] heeft erkend dat zij twee voertuigen (een BMW en een Kia) en sieraden “verpand” heeft om “haar financiële situatie te redden”. Daarvan is niets op schrift gesteld. Verder lijkt de BMW te zijn overgedragen in de familiesfeer (aan de moeder van schuldenares), hetgeen maakt dat de bewindvoerder moet kunnen onderzoeken of de overdracht heeft plaatsgevonden tegen een reële prijs en op zakelijke voorwaarden, hetgeen gezien het ontbreken van een administratie niet mogelijk is;
- [appellante] heeft verklaard dat zij voor de zitting haar eenmanszaak om niet heeft overgedragen aan haar ouders, omdat deze beschikte over een gunstig marktkraamnummer en de eenmanszaak binnen de braderieën- en markten-branche een zekere naamsbekendheid genoot.
Uit de door [appellante] overgelegde voorintake-rapportage van de schuldhulpverlening blijkt dat zij bij de gemeente slechts melding heeft gemaakt van de Kia en niet ook van de BMW. Aan de hand van haar verklaringen heeft de gemeente de waarde van haar bezittingen op € 0,00 gesteld terwijl zowel de BMW als de Kia op dat moment nog op haar naam stonden. Dat [appellante] altijd open is geweest over haar schulden en de feiten en omstandigheden hieromtrent is onjuist. Zij heeft met betrekking tot de voertuigen en sieraden tegenstrijdige verklaringen afgegeven. De bewindvoerder komt dan ook tot de conclusie dat [appellante] de BMW heeft onttrokken aan verhaal door de schuldeisers door deze over te dragen aan een bekende terwijl daartoe geen verplichting bestond. Verder werd voor de overdracht van haar onderneming aan haar vader geen goodwill betaald. De bewindvoerder kan de verklaring van [appellante] dat haar ouders de activiteiten (eveneens) hebben gestaakt en zij het marktkraamnummer heeft opgezegd in juni 2015 niet rijmen met door de bewindvoerder, in de postblokkade, aangetroffen facturen voor de huur van marktkramen op diverse jaarmarkten en/of braderieën in 2016. De bewindvoerder heeft verder naar voren gebracht dat [appellante] , als wordt weggedacht het geven van de hiervoor besproken onjuiste, tegenstrijdige of onvolledige informatie, thans wel aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling voldoet. Dat staat echter niet in de weg aan beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 aanhef en onder f FW.
nieuwefeiten en omstandigheden bekend zijn geworden, die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288, eerste en tweede lid, Fw. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd.