ECLI:NL:GHDHA:2017:1438

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
22-002904-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van het telen van hennepplanten, maar de officier van justitie had hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten in een pand te Leimuiden tussen 1 november 2013 en 11 februari 2014. Tijdens de zittingen heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De verklaringen van de verdachte over zijn onwetendheid met betrekking tot de hennepkwekerij werden als onvoldoende geloofwaardig beschouwd, maar voldeden niet aan de strenge eisen voor een veroordeling. Het hof concludeerde dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die leidden tot de teelt van hennep. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002904-16
Parketnummer: 09-755025-14
Datum uitspraak: 18 mei 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 10 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1954,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 4 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts is een beslissing genomen omtrent het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot 11 februari 2014 te Leimuiden, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [x]), een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een hennep middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het 5e lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot 11 februari 2014 te Leimuiden met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [x]), een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op/in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot 11 februari 2014 te Leimuiden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 11 februari 2014 te Leimuiden, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [x]) ongeveer 632 Hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde een hennep middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het 5e lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van) kweken van hennep zoals hem onder 1 primair is ten laste gelegd.
Het hof overweegt voorts dat de verklaringen van de verdachte, waarin hij stelt niets te hebben geweten van de aanwezigheid van de in het door hem gehuurde bedrijfspand aangetroffen hennepkwekerij, onder de huidige omstandigheden vragen oproepen, en deze het hof zeker op onderdelen ook weinig geloofwaardig voorkomen.
Echter, gelet op de strenge eisen die de huidige jurisprudentie stelt aan een veroordeling voor medeplichtigheid aan het kweken van hennep, is het hof – in overeenstemming met de rechtbank - van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de verdachte wist dat zich (in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 11 februari 2014) in het door hem gehuurde bedrijfspand aan [x] te Leimuiden een hennepkwekerij bevond , dan wel dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat een dergelijke kwekerij in dat pand zou worden opgezet en/of daar aanwezig was.
Aldus kan niet worden vastgesteld dat bij de verdachte bij de hem verweten handelingen voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde vereiste (dubbel) opzet heeft voorgezeten, ook niet in voorwaardelijke zin. Met name kan onvoldoende blijken dat verdachte zijn gedragingen (alleen) moeten worden geduid als handelingen gericht op het ter beschikkingstellen van een ruimte
voor de teelt van hennep.
Aldus is naar het oordeel van het hof niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte een ruimte in het door hem gehuurde bedrijfspand opzettelijk aan derden ter beschikking heeft gesteld voor de teelt of het kweken van de hennepplanten.
Naar het oordeel van het hof is derhalve evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Beslag
Nu de verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten een telefoon van het merk Samsung en een huurcontract, is een beslissing daarover door het hof niet meer aan de orde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. A. Kuijer en mr. C.H.M. Royakkers, in bijzijn van de griffier mr. S. Rommen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 mei 2017.