ECLI:NL:GHDHA:2017:1432

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
22-003583-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juli 2016. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van het kweken en aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennepplanten in zijn woning, evenals het illegaal afnemen van elektriciteit. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van een aantal feiten niet-ontvankelijk verklaard, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft zijn woning ter beschikking gesteld voor de teelt van hennepplanten, wat heeft geleid tot financieel gewin en een gevaarlijke situatie voor omwonenden. Het hof heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft uiteindelijk een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken opgelegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003583-16
Parketnummer: 09-755085-15
Datum uitspraak: 6 april 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juli 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1962,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 23 maart 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in appel aan de orde - ten laste gelegd dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 te Alphen aan den Rijn, gemeente Alphen aan den Rijn, (meerdere malen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [x]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
een of meer personen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 te Alphen aan den Rijn, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan de [x]) een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 te Alphen aan den Rijn meermalen telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 18 juni 2014 te Alphen aan den Rijn, gemeente Alpen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [x]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 424 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
een of meer personen op 18 juni 2014 te Alphen aan den Rijn, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 420 hennepplanten en/of delen daarvan, (in een pand aan de [x]) althans een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 juni te Alphen aan den Rijn opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die persoon/personen voornoemd pand voor het voorhanden hebben van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
hij op of omstreeks de periode van 2 februari 2014 tot en met 18 juni 2014 in de gemeente Alpen aan den Rijn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [N.V.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair:
een of meer personen op of omstreeks de periode van 2 februari 2014 tot en met 18 juni 2014 in de gemeente Alphen aan den Rijn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [N.V.] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 2 februari 2014 tot en met 18 juni 2014 te Alphen aan den Rijn opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die persoon/personen voornoemd pand ter beschikking te stellen en een contract met de elektriciteitsleverancier (te weten {N.V.]) in stand te houden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat hij ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
een of meer personen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 te Alphen aan den Rijn,
met elkaar, althans één van hen, telkensopzettelijk heeft/hebben geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt(in een pand aan de [x]) een grote hoeveelheid hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 te Alphen aan den Rijn
meermalen telkensopzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft
en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die persoon/personen voornoemd pand voor de teelt
/het kwekenvan hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
een of meer personen op 18 juni 2014 te Alphen aan den Rijn,
met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijkeen hoeveelheid van
(in totaal)ongeveer 420 hennepplanten
en/of delen daarvan, (in een pand aan de [x])
althans een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
,tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 juni
2014te Alphen aan den Rijn opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft
en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die persoon/personen voornoemd pand voor het voorhanden hebben van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
een of meer personen
inof omstreeksde periode van 2 februari 2014 tot en met 18 juni 2014 in de gemeente Alphen aan den Rijn,
in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [N.V.],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte
inof omstreeksde periode van 2 februari 2014 tot en met 18 juni 2014 te Alphen aan den Rijn opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft
en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die
persoon/personen
eenpand ter beschikking te stellen en een contract met de elektriciteitsleverancier (te weten [N.V.]) in stand te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

medeplichtigheid aan diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een gedeelte van zijn woning ter beschikking gesteld voor het kweken en aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennepplanten. Zodoende heeft hij doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Drugs zijn bovendien schadelijk voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit door een illegale stroomaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om in stand te houden. Het daarmee samenhangende brandgevaar voor omwonenden heeft zich in het geval van de verdachte daadwerkelijk gemanifesteerd.
In strafverzwarende zin weegt het hof mee dat naar het hof tijdens de behandeling ter terechtzitting is gebleken het de verdachte aan ieder inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen ontbreekt. De verdachte schuift alle schuld op “anderen” en neemt daarvoor zelf geen enkele verantwoordelijkheid. Het hof constateert in dit verband onder meer dat de verdachte wist, dan wel minimaal sterk vermoedde, dat er was geknoeid met de stroomaansluiting in zijn woning. Evenzo wist de verdachte dat er in de direct aansluitende woning naast hem een gezin met kinderen woonde. Desondanks heeft de verdachte de gevaarlijke situatie laten voortbestaan en de daarmee samenhangende gevaren voor zijn buren en eventueel andere omwonenden laten voortduren. Dat die risico’s reëel waren blijkt ook uit het feit dat er ook daadwerkelijk een forse brand is ontstaan, waarbij de vlammen uit het dak sloegen.
Het hof rekent de verdachte voormelde omstandigheid c.q. omstandigheden zeer aan. Daarnaast kent het hof gewicht toe aan de faciliterende rol van de verdachte en het feit dat hij zich enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is van oordeel dat op dergelijke feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Het hof acht deze straffen passend en geboden. De door de verdediging aangevoerde omstandigheden – waaronder de restschuld van zijn woning en de gestelde impact van een via internet te raadplegen tv-programma dat aan de hennepteelt in zijn woning is gewijd - zijn naar het oordeel van het hof weliswaar belastend voor de verdachte, maar bieden onvoldoende tegenwicht aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer,
mr. Chr.A. Baardman en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 april 2017.
Mr. Chr.A. Baardman en mr. A.W.M. Bijloos zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.