ECLI:NL:GHDHA:2017:1429

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
22-004311-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens niet bewezen verklaarde bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Marokko in 1975, was eerder veroordeeld voor een diefstal met geweld en bedreiging. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de bedreiging had geuit die aan haar was ten laste gelegd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte niet-ontvankelijk in het appel zou worden verklaard voor het eerste cumulatief/alternatief, maar het hof heeft de verdachte van het tweede cumulatief/alternatief vrijgesproken. Het hof oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte, hoewel beledigend, niet voldeden aan de criteria voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004311-16
Parketnummer: 09-819450-14
Datum uitspraak: 20 maart 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 oktober 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 6 maart 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet-ontvankelijk in het appel zal worden verklaard en dat de verdachte ter zake van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Procesgang
De verdachte is in eerste aanleg bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 oktober 2014 van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is op 14 oktober 2014 tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 30 januari 2015 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is op 12 februari 2015 beroep in cassatie ingesteld. Het cassatieberoep is vervolgens bij akte van 13 januari 2016 partieel ingetrokken voor zover dit gericht was tegen het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde waarvoor de verdachte in hoger beroep was vrijgesproken.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 20 september 2016 het arrest van dit hof van 30 januari 2015, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigd, en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 02 oktober 2014 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of diverse levensmiddelen en/of dierenvoeding en/of een nietmachine en/of een hoeveelheid nietjes in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Jumbo (gelegen aan de Oosterheemplein 548), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het wegduwen van die [benadeelde partij 1] en/of
- dat zij, verdachte, tegen die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] heeft gezegd 'hoer, kanker zwarte, ik bel mensen voor je, ik weet hoe je eruit ziet, ik weet waar je werkt' en/of dat die [benadeelde partij 2] ook nog aan de beurt zou komen, althans gelijkluidende woorden van bedreigende aard en/of strekking;
en/of
zij op of omstreeks 02 oktober 2014 te Zoetermeer [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk aan voornoemde [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] dreigend toegevoegd 'hoer, kanker zwarte, ik bel mensen voor je, ik weet hoe je eruit ziet, ik weet waar je werkt' en/of dat voornoemde [benadeelde partij 2] ook aan de beurt zou komen, althans gelijkluidende woorden van dreigende aard en/of strekking.
Het vonnis waarvan beroep voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen
Het vonnis waarvan beroep, met instemming van de advocaat-generaal en de verdediging nog slechts aan de orde voor wat betreft het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde, kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte als tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe dat op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep weliswaar naar voren is gekomen dat de verdachte de ten laste gelegde en naar het oordeel van het hof zeker
deels beledigendebewoordingen jegens [benadeelde partij 1] heeft gebezigd, maar dat deze geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling, opleveren.
De verdachte behoort dan ook te worden vrijgesproken van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,
mr. S. Verheijen en mr. E.P.J. Myjer, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2017.
Mr. E.P.J. Myjer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.