ECLI:NL:GHDHA:2017:1399

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
22-002709-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor opzetheling van een snorfiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1991, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar werd in hoger beroep geconfronteerd met de vordering van de advocaat-generaal. De verdachte werd beschuldigd van opzetheling van een snorfiets, die hij op 29 april 2016 in 's-Gravenhage had verworven, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. Het hof heeft echter het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de veroordeling en heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf is vervangen door een taakstraf van 60 uren, met 14 dagen hechtenis als vervangende straf. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002709-16
Parketnummers: 09-086390-16, 09-090509-16 en
09-091316-14 (TUL)
Datum uitspraak: 24 maart 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 9 juni 2016 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 maart 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij parketnummer 09-086390-16 ten laste gelegde vrijgesproken met beslissing omtrent de inbeslaggenomen goederen en ter zake van het bij parketnummer 09-090509-16 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek van voorarrest. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijke veroordeling als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem bij parketnummer 09-086390-16 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover nog aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-090509-16:hij op of omstreeks 29 april 2016 te 's-Gravenhage, een goed te weten snorfiets (merk Piaggio, kenteken [x]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-090509-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 april 2016 te 's-Gravenhage, een goed te weten snorfiets (merk Piaggio, kenteken [x]) heeft
verworven,voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu de verdachte de scooter van een vriend had geleend en met draaiende motor heeft overgenomen, zodat hij er niet van uit hoefde te gaan dat het een gestolen goed betrof.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (p. 14-15) blijkt dat de verbalisanten op 29 april 2016 om 23.40 uur zagen dat de bestuurder van een snorfiets, naar later blijkt de verdachte, het rode verkeerslicht op de Kamperfoelie-straat te Den Haag negeerde en vervolgens een stopteken negeerde. De verbalisanten hebben de verdachte met optische en geluidssignalen achtervolgd en uiteindelijk is de verdachte met de snorfiets in botsing gekomen met het hekwerk van een tramhalte, waarna de verdachte is weggerend. Bij onderzoek bleek dat de snorfiets met kenteken [x] eerder die dag gestolen was en dat het cilinderslot van de snorfiets zichtbaar verbroken was.
De verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. In eerste aanleg is de verdachte vertegen-woordigd door zijn gemachtigde raadsman en is hij zelf niet ter terechtzitting verschenen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte –kort gezegd- verklaard, dat hij de snorfiets van een vriend geleend had omdat hij bij zijn moeder de telefoonoplader en wat geld wilde halen. Verder heeft hij verklaard dat hij geen stoptekens van de politie heeft gezien of gehoord en dat hij, nadat hij met de bromfiets ten val was gekomen, zo was geschrokken dat hij is weggerend.
Desgevraagd heeft hij verklaard dat hij die betreffende vriend na het gebeurde niet meer heeft gesproken en dat hij de naam van die vriend niet wil noemen.
Het hof verwerpt het gevoerde verweer. Het hof acht de door de verdachte gestelde toedracht ongeloofwaardig tegen de achtergrond van de bevindingen van de verbalisanten. Niet alleen geldt dat de verdachte zijn lezing van het gebeurde voor het eerst pas in hoger beroep naar voren heeft gebracht, ook heeft de verdachte nagelaten zijn versie van het gebeurde (verifieerbaar) te concretiseren of te onderbouwen, terwijl dat met het oog op de bevindingen van de verbalisanten wel op zijn weg had gelegen en overigens op eenvoudige wijze had kunnen worden gedaan.
Aangezien het cilinderslot van de snorfiets zichtbaar verbroken was had de verdachte naar het oordeel van het hof ten tijde van het voorhanden krijgen van de snorfiets in ieder geval rekening moeten houden met de aanmerke-lijke kans dat deze snorfiets was gestolen en heeft de verdachte die kans, door op de snorfiets te gaan rijden, kennelijk voor lief genomen.
Het hof acht het ten laste gelegde dan ook bewezen in de modaliteit als hiervoor nader is aangegeven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een snorfiets. Een dergelijk misdrijf maakt het plegen van diefstallen en inbraken lucratief en houdt tevens een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een vermogensdelict.
Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Den Haag van 9 maart 2015 onder parketnummer 09-091316-14 is de verdachte –voor zover hier van belang- veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof evenwel in de plaats van de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf een taakstraf voor de duur van 60 uren gelasten. De daarbij te bepalen vervangende hechtenis zal worden vastgesteld op 14 dagen, zodat deze de duur van de omgezette voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf niet overstijgt.
Door de verdachte, noch door zijn raadsman zijn omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan -in plaats van tenuitvoerlegging- de proeftijd zou moeten worden verlengd, zoals de raadsman ter zitting in hoger beroep heeft bepleit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14g, 22c, 22d en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het bij parketnummer 09-086390-16 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-090509-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-090509-16 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van 40
(veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20
(twintig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Den Haag van 9 maart 2015, parket-nummer 09-091316-14, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, mr. S. van Dissel en mr. S.K. Welbedacht, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 maart 2017.
Mr. S. van Dissel en mr. S.K. Welbedacht zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.