ECLI:NL:GHDHA:2017:1398

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
22-004633-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor zware mishandeling met gebroken arm als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van zware mishandeling, waarbij het slachtoffer, [benadeelde partij 2], op 12 augustus 2015 in 's-Gravenhage zwaar lichamelijk letsel had opgelopen, te weten een gebroken arm. De verdachte had samen met anderen het slachtoffer meermalen tegen het lichaam geschopt en met stoelen geslagen, wat leidde tot een operatie en langdurige revalidatie voor het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele tenlasteleggingen, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de zware mishandeling. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte alsnog veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 8,29 voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in zijn overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004633-16
Parketnummer: 09-827181-15
Datum uitspraak: 20 maart 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 september 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1992,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 6 maart 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en het onder 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en het in beslag genomen voorwerp, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2015 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Jacob Catsstraat, in elk geval op of aan een openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] en/of de telefoon van die [benadeelde partij], althans tegen een persoon en/of een goed, welk geweld erin bestond dat verdachte in vereniging met een of meerdere anderen:
- die [benadeelde partij] (die zich in een auto bevond) heeft klemgereden (met een andere auto), en/of
- ( meermalen) tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd: "Ik zoek [persoon], jij moet hem bellen. Ga [persoon] bellen of anders ga ik jullie vermoorden", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde partij] heeft getoond, en/of
- een telefoon uit de handen van die [benadeelde partij] heeft gepakt en/of vervolgens op de grond (kapot) heeft gegooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2015 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen: "ik zoek [persoon], jij moet hem bellen. Ga [persoon] bellen of anders ga ik jullie vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen,
en/of
hij op of omstreeks 11 augustus 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (mobiele) telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die (mobiele) telefoon uit de handen van die [benadeelde partij] te pakken en/of (vervolgens) op de grond (kapot) te gooien;
2.
hij op of omstreeks 12 augustus 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde partij 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm, heeft toegebracht, door die [benadeelde partij 2] (meermalen) tegen het lichaam te schoppen en/of met stoelen, althans met een of meerdere harde voorwerpen, tegen het lichaam te slaan en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend (hard) voorwerp, op het hoofd te slaan en/of één of meerdere vuistslagen en/of klappen (tegen het lichaam) te geven;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde partij 2] (meermalen) tegen het lichaam heeft geschopt en/of (met stoelen, althans met een of meerdere harde voorwerpen) tegen het lichaam heeft geslagen en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend (hard) voorwerp, op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2015 te 's-Gravenhage, al dan niet met voorbedachten rade [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 2] (meermalen) tegen het lichaam te schoppen en/of met stoelen, althans met een of meerdere harde voorwerpen, tegen het lichaam te slaan en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend (hard) voorwerp, op het hoofd te slaan en/of één of meerdere vuistslagen en/of klappen (tegen het lichaam) te geven.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks11 augustus 2015 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk een (mobiele) telefoon,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaaktdoor toen en daar
opzettelijk en wederrechtelijkdie (mobiele) telefoon uit de handen van die [benadeelde partij] te pakken en
/of (vervolgens)op de grond (kapot) te gooien;
2.
hij op
of omstreeks12 augustus 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,aan [benadeelde partij 2] opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten radezwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm, heeft toegebracht, door die [benadeelde partij 2]
(meermalen)tegen het lichaam te schoppen en
/ofmet stoelen
, althans met een of meerdere harde voorwerpen,tegen het lichaam te slaan
en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend (hard) voorwerp, op het hoofd te slaanen
/of één of meerderevuistslagen
en/of klappen
(tegen het lichaam
)te geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen
Medeplegen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat
– zakelijk weergegeven - geen sprake is geweest van een voldoende significante bijdrage van de verdachte aan de mishandeling van [benadeelde partij 2], dat hij zich van het geweld had gedistantieerd en zich op een afstand bevond en dat uit geen van de verklaringen van de medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking kan worden gedestilleerd ten aanzien van de jegens [benadeelde partij 2] gebruikte agressie.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof was er tussen de verdachte en zijn medeverdachten een zodanige nauwe en bewuste samenwerking, dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de mishandeling. De verdachte is immers met zijn medeverdachte in de auto naar Den Haag gereden om aldaar [benadeelde partij 2] te ontmoeten, is met hen op [benadeelde partij 2] afgelopen, is aanwezig geweest toen [benadeelde partij 2] werd mishandeld en heeft aan die mishandeling een wezenlijke bijdrage geleverd. Alhoewel de verdachte heeft verklaard dat hij op een afstand stond en zich van het geweld gedistantieerd, duidt zijn verklaring dat hij [benadeelde partij 2] had geduwd, daar niet op. Integendeel, uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [benadeelde partij] leidt het hof af dat de verdachte een actieve bijdrage heeft gehad in het geweld. Die bijdrage bestond, gelet op de verklaring van [getuige] in verband met de kleding die de verdachte die avond droeg, in ieder geval uit het slaan met een stoel. Naar het oordeel van het hof is het handelen van de verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm te duiden als een bewuste en significante bijdrage aan het handelen van zijn medeverdachten, zodat ook het door hen toegepaste geweld aan de verdachte kan worden toegerekend.
Zwaar lichamelijk letsel
De raadsvrouw heeft zich voorts ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het letsel van het slachtoffer, een gebroken arm, niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht brengt volgens vaste jurisprudentie mee dat de rechter de vrijheid heeft om ook buiten de in dat artikel genoemde gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te kwalificeren, wanneer dat voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beoordeling daarvan komt voorts betekenis toe aan de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Met betrekking tot het door het slachtoffer opgelopen letsel kan op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier het volgende worden vastgesteld.
Blijkens het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 12 augustus 2015 heeft het slachtoffer verklaard dat zijn rechterarm door het incident was gebroken. Uit de medische informatie van het Medisch Centrum Haaglanden (MCH) d.d. 12 augustus 2015 volgt dat sprake was van een gecompliceerde fractuur distale ulnadiafyse met een cortexdikke dislocatie (een fractuur van de ellepijp). Voorts blijkt uit de brief van het MCH d.d. 2 maart 2016 dat het slachtoffer op 28 september 2015 aan de arm is geopereerd (ORIF: open repositie en interne fixatie) en dat zes maanden nadien nog sprake was van een supinatiebeperking (beperking in de beweging van een gewricht). Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van 14 september 2016 blijkt daarnaast dat het gebruik van zijn rechterhand beperkt blijft. Ondanks diens operatie en revalidatie kan het slachtoffer niets zwaars optillen en kan hij zijn sport niet meer uitoefenen.
Het hof is – gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel - van oordeel dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Het slachtoffer is daarbij tegen het lichaam geschopt en met stoelen tegen het lichaam geslagen, deels terwijl hij op de grond lag. Aldus handelend heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Bovendien worden daardoor in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd.
Ten gevolge van de mishandeling heeft het slachtoffer een gebroken arm opgelopen, waaraan een operatie nodig was. Hij heeft langdurig moeten revalideren en het gebruik van zijn rechterhand was ruim een jaar na dato nog steeds beperkt. Uit zijn slachtofferverklaring blijkt dat de impact van de mishandeling op het slachtoffer groot is geweest. Hij denkt er vaak aan terug en wordt er nog dagelijks aan herinnerd door de littekens op zijn gezicht.
Bij de bepaling van de straf heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting ter zake van artikel 302 van Wetboek van Strafrecht.
Voorts neemt het hof in aanmerking dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 februari 2017 niet eerder met justitie of politie in aanraking is gekomen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 primair ten laste gelegde tot een bedrag van € 2.508,29, vermeerderd met de wettelijke rente. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg hoofdelijk toegewezen bedrag van € 1.008,29, met rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.008,29, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 8,29 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering is ten aanzien van de gevorderde immateriële schade gemotiveerd betwist. Voorts constateert het hof dat een – in civiele zaken vereiste - nadere deskundigenverklaring omtrent dit gedeelte van de vordering ontbreekt. Gelet daarop levert de behandeling van dit deel van de vordering naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 8,29 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Samsung Galaxy s6.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8,29 (acht euro en negenentwintig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8,29 (acht euro en negenentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. S. Verheijen en mr. E.P.J. Myjer, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2017.
Mr. E.P.J. Myjer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.