ECLI:NL:GHDHA:2017:1397

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
22-003700-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep na intrekking rechtsmiddel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2016. De verdachte, geboren in 1975, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren. De advocaat-generaal heeft ter zitting gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, omdat de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen.

Het hof heeft kennisgenomen van een akte van intrekking van het rechtsmiddel, gedateerd 6 maart 2017, waarin de raadsman van de verdachte, mr. W.J.E. Hendriks, verklaart dat de verdachte het hoger beroep intrekt. Dit betekent dat de grieven tegen het vonnis niet langer worden gehandhaafd. Gelet op artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.

De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. N.N.D. Bos, op de openbare terechtzitting van het hof.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003700-16
Parketnummer(s): 10-741171-14
Datum uitspraak: 14 maart 2017
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
[adres].
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2017 gevorderd dat de niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof heeft na het uitroepen van de zaak kennis genomen van de akte intrekking rechtsmiddel d.d. 6 maart 2017, inhoudende de verklaring van de daartoe – blijkens de bijgevoegde schriftelijke volmacht d.d. 1 maart 2017 van de raadsman van de verdachte mr. W.J.E. Hendriks, advocaat te Amsterdam - gemachtigde griffiemedewerker van de rechtbank, dat de verdachte het ingestelde hoger beroep intrekt. Het hof begrijpt hieruit dat de grieven tegen het vonnis niet langer worden gehandhaafd. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. H. van den Heuvel en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 maart 2017.