ECLI:NL:GHDHA:2017:1356
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Rechtsmacht op grond van Brussel II bis bij zorgregeling; wijziging in gewone verblijfplaats na verhuizing naar Turkije
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam. De vader verzoekt het hof om een regeling te treffen voor de zorg- en opvoedingstaken van zijn minderjarige dochter, die sinds 22 september 2015 met de moeder in Turkije verblijft. De vader stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Verordening Brussel IIbis, omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige op het moment van indiening van het verzoek in Nederland was. Het hof bevestigt deze rechtsmacht en oordeelt dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige, ondanks haar verblijf in Turkije, nog steeds in Nederland is. Het hof overweegt dat de moeder de minderjarige ongeoorloofd naar Turkije heeft meegenomen, wat de vader in zijn verzoek onderbouwt. Het hof concludeert dat de vader recht heeft op begeleide omgang met de minderjarige, en dat de huidige omstandigheden, waaronder de onbekende verblijfplaats van de moeder en de minderjarige in Turkije, de uitvoering van deze omgang bemoeilijken. De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en dat de vader recht heeft op begeleide omgang met de minderjarige, waarbij de verdere invulling van deze omgang afhankelijk is van de terugkeer van de minderjarige naar Nederland.