Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
nummer hoofdzaak : BK/BKL-AMS 16/00236
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster, [X] B.V., een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren mr. [A], mr. [B] en mr. [C] van het gerechtshof Amsterdam. Dit verzoek volgde na een zitting op 22 februari 2017, waar de raadsheren een andere interpretatie gaven aan een verweer van de heffingsambtenaar van de gemeente [E]. De heffingsambtenaar stelde dat belanghebbende de te betalen toeristenbelasting direct kon verhalen op de vervoerde personen, wat door de raadsheren werd geïnterpreteerd als dat deze belasting verdisconteerd kon worden in de prijs van het vervoerskaartje. Verzoekster meende dat deze interpretatie de taalkundige betekenis van het verweerschrift geweld aan deed en dat de raadsheren daardoor niet onafhankelijk en onpartijdig waren.
De wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag heeft het verzoek behandeld op 15 maart 2017. Tijdens deze zitting heeft verzoekster haar gronden voor de wraking toegelicht. De raadsheren hebben in hun reactie aangegeven dat het verzoek geen relevante gronden bevatte en dat de gemachtigde van verzoekster niet was verhinderd om zijn standpunten ter zitting naar voren te brengen. De wrakingskamer heeft vervolgens de gronden van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden waren die duidden op vooringenomenheid van de raadsheren. Het verzoek tot wraking is dan ook afgewezen.
De beslissing is genomen op 24 maart 2017 door de wrakingskamer, bestaande uit mr. J.M. van de Poll, mr. J.J.J. Engel en mr. H.J. van Kooten, in aanwezigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De wrakingskamer heeft bepaald dat een afschrift van de beslissing wordt toegezonden aan de betrokken partijen.