ECLI:NL:GHDHA:2017:1259

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
22-003302-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van ontuchtige handelingen met slachtoffer in staat van bewusteloosheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 8 juli 2016. De verdachte, geboren in 1941, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, voor het plegen van ontuchtige handelingen met een aangever die in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeerde. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep gevoerd op 24 april 2017, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de aangever in een staat van bewusteloosheid verkeerde, noch dat hij leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Hierdoor ontbrak de overtuiging dat de verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd zoals ten laste gelegd. Zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen verklaard, wat leidde tot vrijspraak van de verdachte.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, die € 750,- bedroeg, afgewezen, en er werd geen kostenveroordeling opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003302-16
Parketnummer: 09-852133-14
Datum uitspraak: 8 mei 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 8 juli 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1941,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
24 april 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaren. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2013 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, met [aangever], van wie hij, verdachte, wist dat die [aangever] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [aangever] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het geven van de opdracht aan die [aangever], althans het vragen aan die [aangever] om [aangever] zijn broek en/of ondergoed en/of (andere) kleding uit te doen en/of - (vervolgens) het uittrekken van zijn, verdachtes, eigen broek en/of
- ( vervolgens) het aanraken van de/een geslachtsd(e)l(en) en/of een of meerdere (andere) lichaamsde(e)l(en) van die [aangever] en/of
- het tonen van zijn, verdachtes, eigen geslachtsde(e)l(en) aan die [aangever] en/of
- het masseren van de rug en/of een/de geslachtsde(e)l(en) en/of een of meerdere (andere) lichaamsde(e)l(en) van die [aangever] en/of
- het zoenen (met de tong) van (de mond van) die [aangever] en/of
- het geven van een kus/zoen op een geslachtdeel van die [aangever] en/of
- het aftrekken van de penis van verdachte door die [aangever];
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 oktober 2013 te Zoetermeer, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangever] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit: - het geven van de opdracht aan die [aangever], althans het vragen aan die [aangever] om [aangever] zijn broek en/of ondergoed en/of (andere) kleding uit te doen en/of - (vervolgens) het uittrekken van zijn, verdachtes, eigen broek en/of
- ( vervolgens) het aanraken van de/een geslachtsd(e)l(en) en/of een of meerdere (andere) lichaamsde(e)l(en) van die [aangever] en/of
- het tonen van zijn, verdachtes, eigen geslachtsde(e)l(en) aan die [aangever] en/of
- het masseren van de rug en/of een/de geslachtsde(e)l(en) en/of een of meerdere (andere) lichaamsde(e)l(en) van die [aangever] en/of
- het zoenen (met de tong) van (de mond van) die [aangever] en/of
- het geven van een kus/zoen op een geslachtdeel van die [aangever] en/of
- het aftrekken van de penis van verdachte door die [aangever];
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- de verstandelijke beperking en/of ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van die [aangever] en/of
- de omstandigheid dat verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die [aangever] lijdt aan die verstandelijke beperking en/of ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling en/of
- de omstandigheid dat hij, verdachte, als (vrijwillig) medewerker een of meerdere activiteit(en) organiseert in de instelling waar die [aangever] woont en/of
- de omstandigheid dat hij, verdachte, die [aangever] bij hem, verdachte in de woning heeft uitgenodigd en/of (vervolgens) in die woning (zijnde een onveilige omgeving voor die [aangever]) onverhoeds bovengenoemde ontuchtige handeling(en) bij die [aangever] heeft gepleegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [aangever] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde zoals primair ten laste is gelegd. Daarnaast heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet de overtuiging bekomen dat [aangever] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat hij niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden zoals primair is ten laste gelegd.
Reeds op die grond zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep onvoldoende overtuigend naar voren gekomen dat verdachte [aangever] heeft
gedwongenontuchtige handelingen te plegen en/of te dulden zoals ten laste is gelegd.
Reeds op die grond zal verdachte ook van het hem onder het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. J.M. van de Poll en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier
mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2017.