In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Nigeria in 1968 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 100,00, subsidiair 2 dagen hechtenis, wegens diefstal van kleding in een zwembad te Monster op 10 juli 2016. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en handhaving van de straf. De verdediging voerde aan dat de verklaring van de verdachte bij de politie uitgesloten moest worden van bewijs, omdat hij geen afstand had gedaan van zijn recht op verhoorbijstand. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk afstand had gedaan van dit recht en dat er geen sprake was van een vormverzuim. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar. De straf werd bepaald op een geldboete van € 100,00, subsidiair 2 dagen hechtenis, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.