[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1983,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 12 april 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder oplegging van - kort gezegd - een meldplicht, een behandelverplichting, begeleid wonen, schuldhulpverlening, gedragsinterventie en een contactverbod met [slachtoffer] als bijzondere voorwaarden. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij en het beslag, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 februari 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans één maal heeft gestoken in de rug, althans in het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer] voornoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 februari 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door [slachtoffer] voornoemd, met een (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het lichaam te steken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks 23 mei 2013 tot en met 17 september 2015 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend (middels (een) bericht(en) op Facebook en/of middels (een) sms-bericht(en)) de woorden toegevoegd:
- " ik zou nu bijvoorbeeld je hoofd willen afsnijden, maar zou het jammer vinden omdat je geen pijn zou voelen" en/of
- " als ik dood ga zal dat jouw einde worden als ik niet dood ga zal dat op een dag ook jouw einde worden" en/of
- " grijns maar tot ik op een dag je kop zal afrukken" en/of
- " je gaat dood wanneer ik dat wil ik zal je uiterlijk binnen een week pakken"
- " je zal zien hoe je dood zult gaan en dat zal geen makkelijke dood worden ik zal je villen zodat het een voorbeeld zal zijn voor de wereld als ik je nu zou tegenkomen zou ik je huid met mijn nagels villen" en/of
- " het is een kwestie van tijd dat je afgemaakt zult worden" en/of
- " het zal niet lang duren uiteindelijk zul je met je bloed betalen voor wat je hebt gedaan" en/of
- " als ik wil ruim ik je deze nacht nog op dit is geen verre fantasie elke seconde elke minuut is een kans voor jou. en voor mij woede en afschuw weet dat eens ik zweer het je de dood in je nek hijgt en/of
- " ik zweer op mijn eer dat je binnen 6 dagen zult sterven als je in Nederland bent",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 februari 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een
(vlees)mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans één maalheeft gestoken in de rug
, althans in het lichaamvan
de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende
[slachtoffer] voornoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in
of omstreeksde periode van23 mei 2013 tot en met 17 september 2015 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend (middels
(een)bericht
(en
)op Facebook en/of middels (een) sms-bericht(en)) de woorden toegevoegd:
- " ik zou nu bijvoorbeeld je hoofd willen afsnijden, maar zou het jammer vinden omdat je geen pijn zou voelen" en
/of
- " als ik dood ga zal dat jouw einde worden als ik niet dood ga zal dat op een dag ook jouw einde worden" en
/of
- " grijns maar tot ik op een dag je kop zal afrukken" en
/of
- " je gaat dood wanneer ik dat wil ik zal je uiterlijk binnen een week pakken"
en
- " je zal zien hoe je dood zult gaan en dat zal geen makkelijke dood worden ik zal je villen zodat het een voorbeeld zal zijn voor de wereld als ik je nu zou tegenkomen zou ik je huid met mijn nagels villen" en
/of
- " het is een kwestie van tijd dat je afgemaakt zult worden" en
/of
- " het zal niet lang duren uiteindelijk zul je met je bloed betalen voor wat je hebt gedaan" en
/of
- " als ik wil ruim ik je deze nacht nog op dit is geen verre fantasie elke seconde elke minuut is een kans voor jou. en voor mij woede en afschuw weet dat eens ik zweer het je de dood in je nek hijgt en
/of
- " ik zweer op mijn eer dat je binnen 6 dagen zult sterven als je in Nederland bent",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte bepleit – op gronden zoals vermeld in de pleitnotities van de raadsman – dat de verdachte met zijn handelen geen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer], dan wel op het intreden van zwaar lichamelijk letsel bij
[slachtoffer], zodat de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.
Het hof heeft naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en op grond van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard (pagina 17 van het dossier) dat hij op maandag 29 februari 2016 ter hoogte van de [x] ineens een harde ‘bonk’ tegen zijn rug voelde. Toen hij vervolgens omkeek zag hij de voor hem bekende [verdachte] met een groot mes in zijn hand. Op camerabeelden (pagina 43 van het dossier) is te zien dat op maandag 29 februari 2016 verdachte op de Ruijsdaelstraat in de richting van de Brueghelstraat achter [slachtoffer] liep op een afstand van ongeveer
50 meter. De verdachte haalde met zijn linkerhand uit zijn rechter binnenzak een mes tevoorschijn en begon te rennen in de richting van de Brueghelstraat. Uit de getuigenverklaring van [getuige] afgelegd bij de politie (pagina 25 van het dossier) blijkt dat hij kijkend in de richting van de Brueghelstraat de verdachte heel stil en langzaam achter [slachtoffer] zag aanlopen met een mes in zijn hand en opeens [slachtoffer], die niets doorhad, met opzet en met grote kracht in zijn rug stak met dat mes. Blijkens het proces-verbaal op pagina 34 en de foto op pagina 35 van het dossier heeft het door de verdachte gebruikte mes een lemmet van ongeveer tien centimeter.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte door op de geschetste wijze [slachtoffer] in zijn rug te steken opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte door het slachtoffer met kracht in zijn rug te steken, op een plek waar zich direct achter de ribben de longen bevinden, met een mes met een lemmet van ongeveer tien centimeter, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van het steekincident zou komen te overlijden. Hieruit volgt dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer]. Dat dit gevolg uiteindelijk niet is ingetreden, is niet dankzij de verdachte. Het verweer wordt verworpen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte bepleit – op gronden zoals vermeld in de pleitnotities van de raadsman – dat gezien het bestaande conflict tussen de verdachte en [slachtoffer] niet aannemelijk is dat bij deze laatste de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte hem van het leven zou beroven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Gelet op de inhoud van wettige bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen via Facebook en/of sms aan [slachtoffer] heeft gestuurd. Uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer] deze berichten als bedreigend heeft ervaren en zich hierdoor erg angstig heeft gevoeld. Naar het oordeel van het hof zijn de bewezen verklaarde teksten zodanig expliciet bedreigend dat bij [slachtoffer] hierdoor ook daadwerkelijk de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte hem van het leven zou gaan beroven. Hierbij neemt het hof tevens in aanmerking dat deze berichten met bedreigende inhoud over een langere periode zijn verstuurd. De overige inhoud van de berichten doet naar het oordeel van het hof niet ter zake en plaatst de bedreigende inhoud niet in een ander daglicht. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op: