Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
- te schorsen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking;
- de bestreden beschikking te vernietigen en zo nodig opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: te bepalen dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw wordt gewijzigd en wordt vastgesteld op nihil, althans op een bedrag dat het hof in goede justitie vermeent te behoren overeenkomstig de draagkracht van de man en de behoefte van de vrouw, met ingang van 20 september 2015, althans 9 december 2015, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg, althans een datum door het hof in goede justitie te bepalen, alsmede te bepalen dat de vrouw de door haar te veel ontvangen bedragen aan de man dient terug te betalen.
Algemeen
Wijziging van omstandigheden
- de man kon niet voorzien dat de aandelen [B.BV] binnen twee maanden na ondertekening van het convenant noodgedwongen verkocht moesten worden aan [C BV] omdat de [B.BV] op de rand van een faillissement stond;
- de man was gedwongen het tweejarig concurrentiebeding - dat heel Nederland bestrijkt en loopt tot 1 juli 2017 - te accepteren, aangezien dit als voorwaarde verbonden was aan de verkoop van de aandelen aan [C BV] ;
- de managementovereenkomst tussen [A. BV] en [C BV] is geëindigd waardoor het inkomen van de man is gedaald. De man heeft geen andere werkervaring en opleiding dan op het terrein waarop hij sinds 1977 werkzaam is. De man mag vanwege het concurrentiebeding niet in zijn branche werkzaam zijn. De man heeft geen andere inkomsten dan via de huurinkomsten van een door [A. BV] verhuurd pand ad € 800,- per maand. De daling van het inkomen van de man is niet vermijdbaar en verwijtbaar en kan niet worden hersteld;
- bij de in 2011 overeengekomen partneralimentatie is geen rekening gehouden met een mogelijke afloop van de managementovereenkomst, ook daarna is een dergelijke berekening niet gemaakt;
- ten tijde van de ondertekening van het convenant waren de onderhandelingen nog gaande en was nog geen sprake van verkoop van de aandelen en een managementovereenkomst;
- de man is niet in staat het ontstane gat in zijn inkomen op te vullen met zijn vermogen. De verkoopopbrengst van de aandelen [B.BV] . komt niet aan de man toe, maar is gevallen in [A. BV] Het gehele bedrag is aangewend ter voldoening van lopende verplichtingen van [A. BV] en leningen aan de man om de partneralimentatie te kunnen voldoen;
- verkoop van het door [A. BV] gehouden pand is geen optie. Zonder pand zijn er geen huurpenningen en heeft de man geen inkomsten.
- in 2011 hebben partijen bij een mediator inventariserende gesprekken gevoerd over onder meer de draagkracht van de man en zijn inkomen. In 2012 en 2013 hebben verdere besprekingen plaatsgevonden in aanwezigheid van de advocaten over de financiële situatie van de man tijdens en na de echtscheiding. Daarbij speelde al de mogelijke verkoop van de aandelen [B.BV] omdat de man zich via [A. BV] wilde gaan verhuren aan andere ondernemingen;
- bij de bespreking van 30 oktober 2013 van partijen zijn afspraken gemaakt over de verdiencapaciteit van de man. Aan die afspraken is niet de voorwaarde verbonden dat de man slechts de overeengekomen alimentatie verschuldigd zou zijn zolang hij inkomsten zou genereren uit de managementovereenkomst. De man was ermee bekend dat die overeenkomst op 1 januari 2016 mogelijk zou eindigen en was ook bekend met het concurrentiebeding. Met al deze omstandigheden is rekening gehouden bij de bepaling van de partneralimentatie;
- partijen zijn uitgegaan van het door de man in redelijkheid te verwerven inkomen. Dat was niet gerelateerd aan de duur van de managementovereenkomst met [C BV] . De man was op de hoogte van de inhoud en strekking van die mogelijk tijdelijke overeenkomst en wist tot welke financiële consequenties die eventueel konden leiden;
- [C BV] was bedoeld als opstap voor de man om via [A. BV] verder op opdrachtbasis te gaan werken. De verdiencapaciteit van de man als ondernemer is ongewijzigd. Hij had nieuwe opdrachten kunnen en moeten verwerven;
- de man is wel degelijk in staat inkomen te genereren ondanks het concurrentiebeding, hetzij via [A. BV] hetzij door een dienstverband aan te gaan;
- bij de man is sprake van verwijtbaar en voor herstel vatbaar inkomensverlies;
- nu de man willens en wetens het concurrentiebeding heeft ondertekend, mag van hem worden verwacht dat hij zijn vermogen aanspreekt om de twee jaar waarin hij onvoldoende inkomen zou kunnen verwerven voor partneralimentatie, te overbruggen. De man heeft tot 1 oktober 2016 aan zijn alimentatieverplichtingen kunnen voldoen.