Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
- de moeder, bijgestaan door mr. J.J.M. Vrancken te Rozenburg, kantoorgenoot van mr. M. Verschoor;
- [naam] namens de raad;
- [naam] en [naam] (stagiaire) namens de gecertificeerde instelling.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die eerder door de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam was opgelegd. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter van 19 augustus 2016, waarin de minderjarige onder toezicht werd gesteld van een gecertificeerde instelling. De moeder stelde dat de ondertoezichtstelling niet gerechtvaardigd was, omdat er geen ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de minderjarige was. De vader, die als belanghebbende was aangemerkt, voerde aan dat de minderjarige recht had op contact met beide ouders en dat de moeder hem daarbij tegenhield.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling niet op de juiste gronden was opgelegd. Het hof oordeelde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd door het ontbreken van een omgangsregeling. De enkele mogelijkheid dat het ontbreken van contact met de vader schadelijk zou kunnen zijn, was onvoldoende om een ingrijpende maatregel als ondertoezichtstelling op te leggen. Het hof vernietigde daarom de bestreden beschikking en wees het verzoek van de raad om de minderjarige onder toezicht te stellen af.
Deze uitspraak benadrukt het belang van concrete aanwijzingen voor een ontwikkelingsbedreiging voordat een ondertoezichtstelling kan worden opgelegd. Het hof stelde vast dat de minderjarige zich positief ontwikkelde en dat er geen zorgen waren over de thuissituatie bij de moeder. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak in het kader van het personen- en familierecht, waarbij de rechten van ouders en de belangen van minderjarigen zorgvuldig moeten worden afgewogen.