Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : C/09/486504 HA ZA 15/441
arrest van 2 mei 2017
[naam] ,
de gemeente ZOETERMEER,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Op zich vindt de ombudsman de keuze om een waarschuwingsbrief te sturen aan de personen die eerder aangehouden zijn en door de politie als betrokken bij de overlast zijn beschouwd, daarom een middel dat niet onnodig ingrijpt in het leven van de betrokkenen. Dat zij niet (onherroepelijk) waren veroordeeld wegens gebrek aan bewijs hoefde er niet aan in de weg te staan dat de burgemeester hun een waarschuwingsbrief zond. Uit het feit dat zij waren aangehouden mocht de burgemeester afleiden dat zij in elk geval aanwezig waren bij de ongeregeldheden en in zoverre daarbij waren betrokken. Dit rechtvaardigde een waarschuwing.”
“Uit politiegegevens blijkt dat u niet van onbesproken gedrag bent.”en
“In het verleden heeft u voor overlast gezorgd en de openbare orde verstoord.”en
“U bent daarom bij de politie bekend.”onjuist zijn, subsidiair op een in goede justitie te bepalen wijze, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat de handelwijze van de burgemeester en de Gemeente jegens hem onrechtmatig is omdat de brief onjuiste gegevens van feitelijke en beschuldigende aard bevat. Hij heeft de rectificatie gevorderd op grond van artikel 6:167 BW. Na de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft hij verzocht zijn eis te mogen wijzigen. Dit verzoek is afgewezen.
De in geding zijnde inhoud van de aan [appellant] gerichte brief is dat
de heer [appellant]volgens politiegegevens niet van onbesproken gedrag is, dat
hijin het verleden voor overlast heeft gezorgd en de openbare orde heeft verstoord en dat
hijbij de politie bekend is. Dit verwijt over zijn gedrag is volgens [appellant] feitelijk onjuist en onnodig beschuldigend en dus onrechtmatig. De onterechte beschuldiging heeft volgens [appellant] schadelijke gevolgen voor hem gehad. Of anderen met waarschuwingsbrieven zijn beschuldigd – al dan niet ten onrechte – is niet in geding.
De onderhavige vordering betreft de concrete, volgens [appellant] onjuiste en beschuldigende zinnen in de door de Gemeente aan [appellant] verstuurde brief.
over [appellant]is gepubliceerd. Niet is gesteld dat anderen brieven hebben gekregen waarin enige beschuldiging jegens de heer [appellant] stond. Op grond van de stukken is voldoende duidelijk dat slechts de standaardtekst uit de waarschuwingsbrief naar anderen, telkens in een individueel samengestelde brief, is verstuurd en dat de Gemeente niet aan anderen heeft geschreven dat zij (ook) de heer [appellant] beschuldigt van geen onbesproken gedrag of overlast of verstoring van de openbare orde.
De Gemeente heeft de vordering bestreden. Het hof overweegt het volgende.
nietbeschuldigd hoeft te voelen, dat de waarschuwingsbrief voor de Gemeente
nietvan beschuldigende aard was, (althans) dat de Gemeente
nietde intentie had om te beschuldigen (zie hiervoor onder 1.6). Hiermee heeft de Gemeente tegenover [appellant] persoonlijk haar door [appellant] gelezen beschuldiging rechtgezet. Dat niet de burgemeester, maar B&W dit heeft gedaan, doet daaraan in dit geding tegen de Gemeente niet af. Overigens waren er geen rechtgevolgen aan de waarschuwingsbrief verbonden en heeft [appellant] na 2013 geen waarschuwingsbrieven meer ontvangen. Hij is niet méér dan de andere inwoners in beeld bij de Gemeente.