ECLI:NL:GHDHA:2016:981

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
200.177.106/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een hoger beroep in een huurrechtelijke zaak met betrekking tot de Second Opinion-procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep in een huurrechtelijke kwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.J.W. de Water, had het hof verzocht om een Second Opinion-procedure. Dit verzoek volgde na een comparitie van partijen die op 22 januari 2016 had plaatsgevonden, waar de mogelijkheid van deze procedure werd besproken. De partijen hadden ingestemd met de voorwaarden van het Second Opinion Reglement (SOR) door het invullen en ondertekenen van de SO-formulieren.

De enige grief van de appellant was dat de rechtbank Den Haag in eerdere vonnissen niet had beslist zoals hij had gevorderd. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken die door de appellant waren overgelegd en heeft de overwegingen van de kantonrechter overgenomen. Het hof heeft de bestreden vonnissen bekrachtigd, zonder dat verdere motivering nodig was, zoals bepaald in artikel 4.2 SOR.

De beslissing van het hof houdt in dat de appellant, als in het ongelijk gestelde partij, wordt veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten zijn beperkt tot het door de geïntimeerde betaalde griffierecht en een punt voor salaris advocaat, in totaal € 1.205,-. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het arrest is uitgesproken op 29 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.177.106/01
Zaak-en rolnummer rechtbank : 2277926 / 13-5041

Arrest van 29 maart 2016

inzake

[appellant] ,

wonende te [geïntimeerde] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. P.J.W. de Water te Katwijk,
tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. V.L.T. van Roy te Leiden.

Het geding

Voor het procesverloop tot aan 20 oktober 2015 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum. Bij dat tussenarrest werd een comparitie van partijen gelast. Van deze comparitie, die op 22 januari 2016 werd gehouden, is proces-verbaal opgemaakt. Ter comparitie is de mogelijkheid van de Second Opinion-procedure besproken. Na een aanhouding van twee weken voor beraad daarover hebben de behandelend advocaten een ingevuld en ondertekend SO-formulier als bedoeld in het Second Opinion Reglement (SOR) toegezonden. Voornoemd verzoek is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

1. Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De enige grief van [appellant] bestaat eruit dat de rechtbank Den Haag (team kanton Leiden/Gouda, locatie Leiden) in het tussenvonnis van 26 februari 2014 en het vonnis van 10 juni 2015 (hierna: de bestreden vonnissen) niet heeft beslist overeenkomstig hij in eerste aanleg had gevorderd.
2. Het hof - dat kennis heeft genomen van de door [appellant] ten behoeve van de comparitie overgelegde stukken in eerste aanleg, en het nagezonden tussenvonnis van 26 februari 2014 - neemt de overwegingen van de kantonrechter over en maakt deze tot de zijne. Derhalve zullen de bestreden vonnissen worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
3. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door [geïntimeerde] betaalde griffierecht van € 311,- en, nu een comparitie heeft plaatsgevonden, één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief, € 894,-.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de bestreden vonnissen;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 311,- aan griffierecht en € 894,- voor salaris advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, E.J. van Sandick en M.E. Honée en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.