Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 22 maart 2016
[appellant],
[geïntimeerde],
Het geding
Beoordeling in hoger beroep
Grief Iricht zich tegen de vaststelling door de kantonrechter dat [appellant] zijn opdracht aan [geïntimeerde] op of omstreeks 19 november 2012 heeft ingetrokken; volgens [appellant] gebeurde dat al op 7 november 2012. Volgens
grief IIheeft de kantonrechter de feiten onvolledig vastgesteld en is ten onrechte niet geoordeeld dat [geïntimeerde] wanprestatie heeft gepleegd. De
grieven III tot en met Vklagen erover dat de kantonrechter (in r.o. 3.4, 3.5 en r.o. 4) het standpunt en de vordering van [appellant] onjuist heeft weergegeven en begrepen. De
grieven VI tot en met XVIzijn, evenals (ten dele) grief II, in de kern genomen gericht tegen de oordelen van de kantonrechter dat: de stelling van [appellant] dat [geïntimeerde] wanprestatie heeft gepleegd, als onvoldoende onderbouwd moet worden verworpen; er dus geen grond bestaat voor toewijzing van de door [appellant] gevorderde schadevergoeding; [appellant] evenmin een recht op opschorting toekomt, en hij de openstaande facturen dient te betalen.
grieven XVII en XVIIIhebben betrekking op de proceskostenveroordeling en het dictum, en hebben geen zelfstandige betekenis naast de hiervoor genoemde grieven.