ECLI:NL:GHDHA:2016:940

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
200.182.756/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming voormalige echtelijke woning en afweging van belangen in kort geding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 april 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding, waarin de man vorderingen heeft ingesteld tegen de vrouw met betrekking tot de ontruiming van de voormalige echtelijke woning. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Schuerman, heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 25 november 2015 gevorderd. De vrouw is in deze procedure verstek verleend.

De man heeft onder andere gevorderd dat de vrouw de woning binnen drie maanden dient te verlaten en dat zij inzage dient te geven in haar belastingaanslagen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de belangen van de vrouw, die met twee kinderen in de woning woont en beperkte financiële middelen heeft, zwaarder wegen dan de belangen van de man. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een vechtscheiding en dat de rechtsrelatie tussen de deelgenoten in een onverdeelde boedel wordt beheerst door de beginselen van redelijkheid en billijkheid.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de gebruiksvergoeding die de vrouw aan de man moet betalen te laag is vastgesteld, maar dat het kort geding zich niet leent voor een gedetailleerd onderzoek naar de hoogte van deze vergoeding. De vorderingen van de man tot afgifte van financiële stukken en betaling van een geldsom zijn afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond en het onduidelijk is wat de man in het kader van de verdeling toekomt. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de man veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Sector civiel
Zaaknummer : 200.182.756/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/4877934 / KG ZA 15-1185

arrest d.d. 5 april 2016

inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen de vrouw,
tegen de vrouw is verstek verleend.

Het geding

Bij exploot van 22 december 2015 is de man in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 25 november 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen.
Voor het procesverloop in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in zijn bestreden vonnis heeft gesteld.
In het exploot van de dagvaarding heeft de man zijn grieven geformuleerd.
Tegen de vrouw is ter rolzitting van 5 januari 2016 verstek verleend.
De man heeft zijn procesdossier gefourneerd en heeft arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals vastgesteld door rechtbank in het bestreden vonnis.
2. Door de man wordt gevorderd, dat het hof behage te vernietigen het vonnis in kort geding van 25 november 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, en opnieuw rechtdoende, bij arrest, geïntimeerde alsnog te veroordelen;
Primair
I. Gedaagde inzage dient te verstrekken in de aanslag inkomstenbelasting 2011, 2012, 2013, 2014 en de voorlopige aanslag 2015 binnen 14 dagen na het te dezer zake te wijzen vonnis. (het hof begrijpt: arrest), zulks onder verbeurte van een dwangsom ten bedrage van € 250,- per dag dat gedaagde in gebreke blijft;
II. Gedaagde de woning dient te verlaten binnen 3 maanden na het te dezer zake te wijzen vonnis (het hof begrijpt: arrest), zulks onder last van een dwangsom van € 250,- per dag dat gedaagde in gebreke blijft;
III. Gedaagde te veroordelen het bedrag van € 25.981,33 van de belastingaanslag 2012 aan de man te voldoen;
IV. Gedaagde te veroordelen het bedrag van € 5.743,- te voldoen;
V. Vast te stellen dat de gedaagde maandelijks een bedrag van € 692,- aan netto hypotheekrente dient te voldoen naast de gebruikersvergoeding;
Subsidiair
VI. Eiser wordt gemachtigd om alles te doen wat noodzakelijk is tot verkoop van de woning;
VII. Eiser wordt gemachtigd tot verkoop en levering van de woning voor een minimale verkoopprijs ten bedrage van € 490.000,-;
VIII. Het te dezer zake te wijzen vonnis (het hof begrijpt: arrest) in plaats komt van de toestemming van de vrouw voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning;
IX. Door de man aan te wijzen makelaar aanstellen binnen drie maanden na dagtekening dezes, onder voorwaarden zoals door het hof te wijzen;
X. Kosten voor makelaar door beiden bij helften te voldoen;
De vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.

Procedure in kort geding

3. Het hof overweegt als volgt. De aard van de procedure in kort geding brengt met zich mede dat er een spoedeisend belang moet zijn. Voorts betreft het oordeel slechts een voorlopige ordemaatregel. Met betrekking tot geldvorderingen dient met een redelijke mate van zekerheid vast te staan dat het bedrag ook daadwerkelijk verschuldigd is.

Woning verlaten

4. De man stelt in zijn eerste grief dat de vrouw de voormalige echtelijke woning dient te ontruimen. Het hof begrijpt uit de toelichting van de man dat de vrouw niet aan de verkoop van de woning meewerkt. Op een bod dat op de woning is uitgebracht van € 490.000,- wenste de vrouw niet in te gaan. De vrouw volgt de adviezen van de makelaar niet op.
5. Het hof overweegt als volgt. Uit de processtukken volgt dat er klaarblijkelijk sprake is van een vechtscheiding tussen partijen. Ook heeft het hof gelezen dat een beschikking van dit hof waarbij de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is vastgesteld ter beoordeling aan de Hoge Raad is voorgelegd. Het hof begrijpt hieruit dat het oordeel van het hof met betrekking tot de verdeling nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.
6. De rechtsrelatie tussen deelgenoten in een onverdeelde boedel wordt mede beheerst door de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Vaststaat dat de vrouw met nog twee kinderen in de voormalige echtelijke woning woont. Ook heeft het hof uit de stukken afgeleid dat de financiële middelen van de vrouw beperkt zijn. Gezien vorenstaande feiten is het hof van oordeel dat de belangen van de vrouw om in de woning te mogen wonen totdat deze is verkocht zwaarder wegen dan de belangen die de man heeft aangevoerd. Voorts ziet het hof in deze procedure kort geding geen aanleiding om een machtiging tot verkoop af te geven, dat oordeel is voorbehouden aan de bodemrechter.

Gebruiksvergoeding

7. De man is van mening dat de voorzieningenrechter de gebruiksvergoeding die de vrouw aan de man moet voldoen te laag heeft vastgesteld. De man wenst een netto gebruiksvergoeding te verkrijgen van € 471,- per maand.
8. Het hof overweegt als volgt. Het vaststellen van een gebruiksvergoeding in kort geding kan slechts in uitzonderlijke omstandigheden aan de orde komen. Aan een dergelijke vordering ontbreekt in beginsel een spoedeisend belang. Daarnaast is het onzeker wat de bodemrechter zal oordelen met betrekking tot de vraag of al dan niet een gebruiksvergoeding verschuldigd is, laat staan wat de hoogte hiervan dient te zijn. De hoogte van een eventuele gebruiksvergoeding is mede afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval en deze procedure leent zich niet voor een onderzoek daar naar. Ook deze grief treft geen doel.

Lenen de vorderingen van de man zich voor een voorziening in kort geding?

9. In grief 2 en grief 4 stelt de man dat hij het niet eens is met de voorzieningenrechter dat zijn vorderingen zich niet lenen voor toewijzing in kort geding.
10. De man wenst alsnog toewijzing van zijn vordering met betrekking tot de afgifte van de vrouw van haar aanslagen inkomstenbelasting alsmede betaling van een geldsom. Met betrekking tot de afgifte van de aanslagen inkomstenbelasting is het hof van oordeel dat de man geen spoedeisend belang heeft. Met betrekking tot de door de man gestelde geldvorderingen kan niet met een redelijke mate van zekerheid worden vastgesteld wat de man in het kader van de verdeling toekomt.
11. Naar het oordeel van het hof heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat de vorderingen van de man in zoverre zich niet lenen voor toewijzing in kort geding.

Proceskosten

12. Gezien het feit dat het vonnis van de voorzieningenrechter volledig in stand blijft dient de man zijn eigen proceskosten te dragen.

Beslissing

bekrachtigt het vonnis van 25 november 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck en C.M. Warnaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.