ECLI:NL:GHDHA:2016:908
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WOZ-waarde en onroerendezaakbelasting met verzoek om schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag betreffende de vastgestelde waarde van haar woning en de daarop gebaseerde onroerendezaakbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente [Z] had de waarde van de woning op 1 januari 2013 vastgesteld op € 403.000, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 340.000. Belanghebbende was het niet eens met deze waardering en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld, dat het tarief van de onroerendezaakbelasting in strijd was met de wet, en dat zij recht had op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2016 werd de zaak besproken. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog had vastgesteld. Het Hof bevestigde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. Ook werd geoordeeld dat het tarief van de onroerendezaakbelasting niet in strijd was met de wet en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd genomen door de rechters G.J. van Leijenhorst, H.A.J. Kroon en J.J.J. Engel, en werd op 30 maart 2016 in het openbaar uitgesproken.