ECLI:NL:GHDHA:2016:899

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
200.144.491/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gemeenschap van goederen en onrechtmatige daad bij aandelenverkoop

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin zij vorderingen had ingesteld tegen de man, haar ex-echtgenoot, met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap van goederen. De vrouw stelt dat de man onrechtmatig heeft gehandeld door als aandeelhouder van Vennootschap A aandelen van Vennootschap B te verkopen zonder haar hiervan op de hoogte te stellen, wat zou hebben geleid tot benadeling van de gemeenschap. Het hof heeft vastgesteld dat de man als directeur/groot-aandeelhouder van Vennootschap A handelde en dat de verkoop van de aandelen niet onrechtmatig was. De vrouw had in haar memorie van grieven zeven grieven geformuleerd, die door de man werden weersproken. Het hof heeft de grieven gezamenlijk besproken en geconcludeerd dat de vrouw niet heeft bewezen dat de man onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Het hof oordeelt dat de man niet de gemeenschap heeft benadeeld en dat de handelingen niet zijn initiatief waren. De proceskosten worden gecompenseerd, en het hof bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.144.491/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C 09/436082 / HA ZA 13-128

arrest van 22 maart 2016 (bij vervroeging)

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats]
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.P.M.G. Schellens-Stok te Nijmegen.

Het geding

Bij exploot van 7 oktober 2013 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 17 juli 2013 van de rechtbank Den Haag tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
De vrouw heeft in haar memorie van grieven 7 grieven geformuleerd.
De man heeft in zijn memorie van antwoord de grieven weersproken.
Door de advocaten van partijen is in de zaak op 19 februari 2016 gepleit. Door ieder van partijen is een pleitnota overgelegd.
Voorafgaande aan het pleidooi is door de vrouw nog een akte genomen met betrekking tot het in het geding brengen van stukken.
Aan het einde van het pleidooi is door partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Bij memorie van grieven is door de vrouw gevorderd, dat het hof moge behage om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: het vonnis op 17 juli 2013, door de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen te vernietigen, en opnieuw rechtdoende: de man te veroordelen om binnen een maand na het ten deze te wijzen arrest aan de vrouw te betalen een bedrag van € 842.549,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de man in de reële kosten van deze procedure aan de zijde van de vrouw, als nader op te geven door de vrouw.
3. Gezien de onderlinge samenhang van de grieven zal het hof de grieven zoveel mogelijk gemeenschappelijk bespreken.

Aandelen [Vennootschap A] BV behoren tot de wettelijke gemeenschap

4. De man en de vrouw waren met elkaar getrouwd in de toen nog algehele gemeenschap van goederen. Eind 2011 is door de man een echtscheidingsprocedure gestart. Tot de gemeenschap van goederen van partijen behoren de aandelen op naam van de man in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Vennootschap A] B.V. In het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap zijn de aandelen aan de man toegedeeld.

[Vennootschap A] BV

5. Het hof overweegt als volgt. De man is directeur/groot-aandeelhouder van [Vennootschap A] B.V. Deze vennootschap houdt een minderheidsbelang in [Vennootschap B] B.V. De man heeft als bestuurder van [Vennootschap A] B.V. in 2011 28,3% van deze deelneming verkocht aan de mede- aandeelhouders in [Vennootschap B] B.V.
6. Indien de man in zijn hoedanigheid van bestuurder van [Vennootschap A] B.V. onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot de verkoop van 28,3% aandelen [Vennootschap B] B.V., is het [Vennootschap A] B.V. die de schade heeft geleden. De rechtspersoon [Vennootschap A] B.V. zal de man dan aansprakelijk dienen te stellen voor mogelijke schade die hij door zijn handelen heeft veroorzaakt.
7. In zijn pleitnota heeft de man - zie bladzijde 2 – uitdrukkelijk gesteld dat hij bij de verkoop en levering van de aandelen [Vennootschap B] B.V. heeft gehandeld als bestuurder van de aandeelhouder [Vennootschap A] B.V.

Onrechtmatige daad

8. Het hof heeft hetgeen zij onder 6 heeft overwogen aan de vrouw tijdens het pleidooi voorgehouden. Voorts heeft het hof aan de vrouw voorgehouden of de grieven van de vrouw in samenhang met de toelichting op de grieven gezien dienen te worden in de sleutel van het leerstuk van de onrechtmatige daad en wel in die zin dat de man door zijn handelen onrechtmatig jegens de vrouw heeft gehandeld. Op grond van artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mag het hof de rechtsgronden aanvullen. De vrouw heeft hierop bevestigend geantwoord.

Samenspanning van de man met de overige aandeelhouders van [Vennootschap B] B.V.?

9. Voor aansprakelijkheid ex art 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient voldaan te zijn aan een vijftal vereisten, te weten: onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband tussen de daad en schade en relativiteit. Als een onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
10. Vaststaat dat er tussen partijen sprake is van een vechtscheiding. De onderlinge verhoudingen zijn volledig verstoord.
11. Het hof begrijpt uit het betoog van de vrouw dat er tussen de man en de overige aandeelhouders van [Vennootschap B] B.V. sprake is van een onrechtmatige samenspanning met betrekking tot:
  • het terug betalen door [Vennootschap A] B.V. aan [Vennootschap B] B.V. van (een deel van) de management fee;
  • de betaling van dividend, en
  • de prijs waarvoor [Vennootschap A] B.V. haar aandelen in [Vennootschap B] B.V. aan de overige aandeelhouders heeft overgedragen.
12. Het hof verwijst onder meer naar hetgeen de vrouw onder punt 57 van haar memorie van grieven heeft gesteld. Op bladzijde 4 van haar pleitnota stelt de vrouw: “In de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van 12 april 2011 blijkt niet van onvrede over de man, wel over de resultaten. En de man heeft beterschap beloofd en ook daadwerkelijk betoond. Hij is nog steeds directeur van [Vennootschap B] en er wordt weer goed winst gemaakt! Heeft hij de door hem verkochte aandelen soms al terug kunnen kopen?” Eveneens stelt de vrouw op bladzijde 4 van haar pleitnota: “De man verkoopt aandelen met een waarde van ongeveer € 890.000,- (dat is overeenkomstig de - in de visie van de vrouw veel te lage - waardering door de deskundige van het pakket aandelen van [Vennootschap B] van 5% dat in [Vennootschap A] zat, op 10 juni 2013 op € 92.000,-) voor een bedrag van in totaal € 100.000,- en meldt dat niet in een gesprek over de gevolgen van de echtscheiding, waaronder de verdeling van de gemeenschap van goederen?” Op bladzijde 5 van haar pleitnota stelt de vrouw: “ Een opzetje, waarbij ook de broer van de man was betrokken, wordt door de man ontkend en hij stelt ook dat [naam A] niet veel met hem op had en daar dus niet voor open staat.”. Op bladzijde 6 van de pleitnota stelt de vrouw: “Het geeft de intentie van weer van de man: in 2010 was hij al bezig met het idee van een echtscheiding en beschermingsmaatregelen van hem daartegen. Beschermingsmaatregelen voor hem, die zijn uitgevoerd en benadeling van de gemeenschap hebben opgeleverd.”.
13. Uit het verweer van de man volgt dat hij niet de huwelijksgemeenschap heeft benadeeld noch dat hij onrechtmatig jegens de vrouw heeft gehandeld. De man is van mening dat [Vennootschap A] B.V. contractueel verplicht was om de management fee terug te betalen. De ontvangen verkoopprijs voor 28,33 % van de aandelen [Vennootschap B] B.V. was in het in het licht van alle omstandigheden geen benadeling van de gemeenschap. Het aan hem uitgekeerde dividend als ook de in de BV opgevoerde post advieskosten levert evenmin benadeling van de gemeenschap op. Op bladzijde 2 van de memorie van antwoord stelt de man: “De vrouw baseert haar vorderingen op (onjuiste) veronderstellingen, ondeugdelijke rapportages en complottheorieën zoals de man hierna zal aantonen.”. Door de man is eveneens gesteld dat de feitelijke zeggenschap binnen [Vennootschap B] B.V. bij [naam A] en [naam B] lag. Deze hielden bijna 68% van de aandelen in [Vennootschap B] B.V. De afspraken over de hoogte van de management fee dat [Vennootschap B] B.V. aan [Vennootschap A] B.V. verschuldigd was, zijn gemaakt bij de start van het bedrijf en staan in de mail van 20 december 2005 afkomstig van [naam A] en de terugbetalingsverplichting van teveel ontvangen management fee vloeit daar uit voort. [naam A] en [naam B] hielden de man verantwoordelijk voor de teruglopende omzet en winst vanaf 2009 en waren van mening dat de man onder de maat presteerde en veelvuldig afwezig was. Uit de door de rechtbank in haar oordeel betrokken – hierna te vermelden – getuige verklaring van [naam A] blijkt dat de man uiteindelijk alleen directeur bij [Vennootschap B] B.V. kon blijven als [Vennootschap A] B.V. 28,3% van de aandelen zou terug verkopen aan de vennootschappen van [naam A] en [naam B] . Onder druk van [naam A] en [naam B] heeft de man gekozen voor behoud van zijn baan als directeur bij [Vennootschap B] B.V. en geaccepteerd dat [Vennootschap A] B.V. 28,3% van de aandelen in [Vennootschap B] BV aan de vennootschappen van [naam A] en [naam B] moest verkopen voor een bedrag van € 350.000,-. Dat was op dat moment het maximaal haalbare bedrag. De verkoopprijs wijkt namelijk maar € 57.000,- af van de waarde die de door de vrouw in eerste aanleg ingeschakelde deskundige voor de betreffende aandelen heeft berekend. Ter zake de waardering van de aandelen verwijst het hof eveneens naar hetgeen de man in zijn pleitnota heeft gesteld onder de punten 2.11 tot en met 2.14.
14. Het hof is van oordeel dat de man niet in privé onrechtmatig jegens de vrouw heeft gehandeld met betrekking tot: a) de terugbetaling van de management fee, b) de dividenduitkering, en c) de prijs waarvoor [Vennootschap A] B.V. de aandelen in [Vennootschap B] B.V. aan de overige aandeelhouders heeft verkocht.
15. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw – anders dan zij stelt in de toelichting op haar grief V - niet bewezen dat er sprake is geweest van een samenspanning van de man als bestuurder van [Vennootschap A] B.V. als mede-aandeelhouder in [Vennootschap B] B.V. tezamen met de andere aandeelhouders in [Vennootschap B] B.V. met het oogmerk de gemeenschap en daarmee de vrouw opzettelijk te benadelen. De vrouw heeft de heren [naam A] en [naam B] niet gedagvaard. Het hof baseert het vorenstaande op hetgeen de man heeft gesteld, de e-mail van [naam A] van 20 december 2005 aan de man inzake zijn salaris, en hetgeen de heer [naam A] op 11 juni 2013 bij de rechtbank te Den Haag onder ede heeft verklaard. De getuige [naam A] heeft onder meer verklaard:
  • Als het niet goed gaat met een BV, dan wissel ik de directeur;
  • Als een BV in de rode cijfers raakt, dan wordt onze bemoeienis anders, dan geven wij geen advies meer, maar volgen er instructies die opgevolgd moeten worden;
  • In 2010 hadden wij al stevige gesprekken met [de man] ;
  • We gingen op zoek naar een andere directeur en wilden alle aandelen terug;
  • In 2010 was de BV niets waard, we liepen in de rode cijfers;
  • Toen hebben we een deal gedaan en besloten tot een totale dividenduitkering van
€ 750.000,-. [de man] kreeg daarvan € 250.000,-. We hebben daarnaast
€ 100.000,- betaald.
De man heeft aldus genoegzaam aannemelijk gemaakt, dat de door de vrouw aan hem verweten handelingen niet zijn initiatief zijn geweest en evenmin mede zijn initiatief zijn geweest.
16. Voorts is het hof met de rechtbank van oordeel dat de man eveneens niet de gemeenschap in de zin van art 1:164 BW heeft benadeeld. De man heeft geen goederen verspild zijnde de aandelen [Vennootschap A] B.V., de aandelen zijn in de verdeling betrokken.

Overige stellingen van de vrouw

17. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeft hetgeen de vrouw overigens heeft gesteld geen verdere bespreking aangezien zulks niet relevant is voor het onderhavige oordeel.

Proceskosten

18. Gezien het feit dat er sprake is van ex-echtgenoten acht het hof het redelijk om de proceskosten te compenseren.

Bekrachtiging bestreden vonnis

19. Onder aanvulling van de gronden dient het bestreden vonnis te worden bekrachtigd.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van 17 juli 2013 van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen;
bepaalt dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck en J. Zwagemaker en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.