ECLI:NL:GHDHA:2016:894

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
200.155.393/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van huwelijksgemeenschap en toedeling van voertuigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen de man en de vrouw is vastgesteld. De huwelijksgemeenschap is ontbonden op 2 oktober 2012. De rechtbank had bepaald dat de inboedel en twee voertuigen aan de man werden toegedeeld, en dat de man een bedrag van € 4.881,- aan de vrouw moest betalen ten titel van overbedeling. De man is in hoger beroep gekomen en heeft drie grieven aangevoerd. De vrouw heeft een memorie van antwoord ingediend en ook enkele producties overgelegd.

Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de eigendom en het bezit van de voertuigen, wat leidt tot de conclusie dat het hof de verdeling daarvan niet kan vaststellen. De man heeft aangevoerd dat de voertuigen eigendom zijn van de vrouw en dat deze door haar zijn geëxporteerd. De vrouw heeft echter geen bewijs kunnen leveren van haar eigendom. Het hof heeft de grief van de man gegrond verklaard en het bestreden vonnis in zoverre vernietigd.

Daarnaast heeft het hof de waarde van de inboedel en de aflossingen op het krediet bij de ABN AMRO bank beoordeeld. Het hof heeft geconcludeerd dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de waarde van de inboedel nihil is. De vrouw heeft ook geen bewijs geleverd voor haar claim dat zij meer heeft afgelost dan de man. Het hof heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en het verzoek van de man tot toedeling van de voertuigen afgewezen. Het hof heeft de man veroordeeld om een bedrag van € 1.500,- aan de vrouw te voldoen ten titel van overbedeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel, team familie
Zaaknummer : 200.155.393/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : C/10/436782/ HA ZA 13-1105

arrest d.d. 26 januari 2016

inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. G.A. Soebhag te Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.J.A. Bosch te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 28 augustus 2014 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 juni 2014, gewezen tussen de man als gedaagde en de vrouw als eiseres, hierna: het bestreden vonnis.
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het bestreden vonnis.
Bij memorie van grieven heeft de man drie grieven aangevoerd.
De vrouw heeft een memorie van antwoord ingediend. Daarbij zijn vijf producties overgelegd.
De vrouw heeft vervolgens een akte genomen waarbij één productie is overgelegd.
De man heeft een antwoordakte genomen waarbij hij één productie heeft overgelegd.
De vrouw heeft haar procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Tegen de feiten zoals de rechtbank deze onder ‘2’ in het bestreden vonnis heeft vastgesteld is niet opgekomen, zodat het hof van deze feiten zal uitgaan.
2. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen, die op 2 oktober 2012 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, vastgesteld. De inboedel en twee voertuigen, een [merk een] diesel personenauto en een [merk twee] vrachtwagen, zijn toegedeeld aan de man. Ieder van partijen dient de helft van het krediet bij de ABN AMRO bank voor zijn/haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen. De man is veroordeeld ten titel van overbedeling een bedrag van € 4.881,- aan de vrouw te betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
3. De man vordert dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat de vorderingen van de vrouw alsnog zullen worden afgewezen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.
4. De vrouw concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van de man in de proceskosten in hoger beroep.
5. In hoger beroep zijn ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap nog in geschil:
1) de toedeling van de voertuigen;
2) de waarde van de aan de man toegedeelde inboedelzaken.
Voorts is in geschil het deel dat ieder van partijen al heeft afgelost op het doorlopend krediet bij de ABN AMRObank na 2 oktober 2012 en aldus, tot welk bedrag de vrouw een vordering heeft op de man omdat zij meer zou hebben betaald dan de man.
Voertuigen
6. In zijn eerste grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de voertuigen niet aan de vrouw worden toegedeeld, omdat zij die toedeling niet wenst. De voertuigen zijn eigendom van de vrouw, door haar geëxporteerd en de documenten zijn op haar naam gesteld. Uit praktisch oogpunt is een toedeling aan de man niet juist. De man weet niet waar de voertuigen zijn opgeslagen. De vrouw heeft deze, zij is bezitter van de eigendomspapieren. De voertuigen zijn kennelijk opgeslagen in Kaapverdië. Subsidiair stelt de man dat de waarde van de voertuigen € 5.000,- is. De voertuigen zijn van de jaren 1984 en 1985 en dus oud.
7. De vrouw stelt dat de man voor het eerst aanvoert dat de auto’s in het bezit zijn van de vrouw en door haar zijn geëxporteerd. De vrouw beschikt alleen over kopieën van Kaapverdiaanse kentekenbewijzen. Zij is niet in het bezit van een rijbewijs. Het zou kunnen dat de man de vrachtauto [merk twee] op haar naam heeft gezet en naar Kaapverdië heeft geëxporteerd. De vrouw beschikt niet over bewijzen van verscheping, die heeft de man. Het kenteken van de personenauto [merk een] heeft op naam van de man gestaan. De vrouw legt een verklaring over waaruit zou volgen dat de man bezitter is en beschikkingsbevoegd. De vrouw voegt een foto bij van de ruimte waar de voertuigen zouden zijn gestald (in Kaapverdië). Zowel het deel van de lening dat destijds is aangewend ten behoeve van de koop van de voertuigen als de voertuigen moeten aan de man worden toegedeeld.
8. Het hof overweegt als volgt. Uit het betoog van beide partijen volgt dat geen van hen het bezit zou hebben van de hiervoor genoemde voertuigen, zijnde een [merk twee] en een [merk een] . Nu beide partijen twisten omtrent deze bezitsvraag en het hof volstrekt onduidelijk is of de voertuigen überhaupt nog tot de te verdelen gemeenschap behoren, kan het hof de verdeling daarvan niet vaststellen. De grief van de man treft derhalve doel. Het bestreden vonnis dient derhalve in zoverre te worden vernietigd.
9. De vrouw voert nog aan dat het deel van de lening dat destijds is aangewend om de voertuigen te kopen, door de man moet worden gedragen. De vrouw heeft echter geen incidenteel appel ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, die inhoudt dat ieder van partijen de helft van het krediet bij ABN AMRO voor zijn rekening moet nemen en als eigen schuld moet voldoen. Het hof gaat daarom aan deze stelling van de vrouw voorbij.
Waarde van de inboedel
10. In zijn tweede grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte de waarde van de inboedel, die aan hem is toegedeeld, op € 3.000,- heeft gesteld. Indien en voor zover de vrouw niet aantoont wat de waarde is van de inboedel, dient deze op nihil te worden gesteld, nu het om verouderde zaken gaat.
11. De vrouw stelt dat het bedrag dat de rechtbank heeft vastgesteld een minimaal bedrag is. De vrouw somt een aantal goederen op die zich in de voormalig echtelijke woning bevinden/bevonden.
12. Het hof overweegt dat een complete lijst van inboedelzaken die zich in de woning van de man bevinden, ontbreekt. De man heeft niet gespecificeerd welke goederen in verband met de toedeling van de inboedel aan hem zijn toegedeeld en hoe oud de inboedelzaken zijn of waren. Het hof is dan ook niet in staat om vast te stellen, of het door de rechtbank aan de inboedelzaken toegekende bedrag te hoog is vastgesteld. Het hof merkt op dat een inboedel van een woning, als deze compleet is en ook apparatuur inhoudt, een waarde van € 3.000,- al snel te boven kan gaan. Het hof passeert de grief van de man.
Door ieder van partijen verrichte betalingen in verband met het krediet bij de ABN AMRObank
13. In de derde grief voert de man aan dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat de man niet heeft weersproken dat de vrouw in de bedoelde periode meer heeft afbetaald aan het krediet bij de ABN AMRO dan de man. Een enkel bankafschrift over die periode toont niet aan, dat hij in de gehele periode 2011 tot 2013 structureel minder heeft afgelost dan de vrouw.
14. De vrouw stelt dat zij telkens € 200,- per maand heeft afgelost op de lening. Zij legt de betaalbewijzen daarvan over bij de memorie van antwoord.
15. Het hof overweegt het volgende. De huwelijksgoederengemeenschap is ontbonden op 2 oktober 2012. Indien de vrouw tot die datum op de betreffende lening heeft betaald, heeft zij slechts voldaan aan een gemeenschapsverplichting en ontstaat er in zoverre geen regresvordering op de man, aangezien zowel de baten als de lasten tot de datum van de ontbinding in de gemeenschap vallen c.q. op de gemeenschap verhaalbaar zijn. Indien de vrouw na 2 oktober 2012 uit privévermogen voor meer dan 50% een gemeenschapsschuld heeft afgelost, ontstaat er van rechtswege een regresvordering van de vrouw op de man voor zover zij meer dan 50% heeft betaald. Op basis van de door de vrouw verstrekte gegevens kan het hof niet vaststellen of de vrouw na de datum van ontbinding van het huwelijk meer dan 50% op de (totale) schuld heeft afgelost uit privémiddelen. Nu noch door de vrouw noch door de man een mogelijke regresvordering is ingesteld, heeft het hof zich beperkt tot het formuleren van de rechtsregel op basis waarvan regresvorderingen moeten worden afgewikkeld.
Proceskosten
16. Het hof ziet geen grond, nu partijen ex-echtelieden zijn, om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Het hof zal de proceskosten tussen partijen compenseren.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 juni 2014 voor zover:
aan de man zijn toegedeeld de personenauto [merk een] met kenteken [nummer] en de vrachtauto [merk twee] met kenteken [nummer] ;
de man is veroordeeld om aan de vrouw ten titel van overbedeling te voldoen een bedrag van € 4.881,-;
en, opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek tot toedeling aan de man van de hiervoor genoemde voertuigen alsnog af;
veroordeelt de man om ten titel van overbedeling een bedrag van € 1.500,- aan de vrouw te voldoen en verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, A.N. Labohm en C.M. Warnaar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.