Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van de familiekamer d.d. 23 februari 2016
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
€ 29.500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [erflaatster] te voldoen;
Kern van het geschil
- de hiervoor vermelde verzekering is niet op een rechtsgeldige wijze aan de SNS Bank verpand, een registratiebewijs ontbreekt ;
- de SNS Bank is niet als eerste begunstigde vermeld;
- appellant heeft bij de bank navraag gedaan naar een registratiebewijs van de verpanding maar dat bewijs bleek niet in haar bezit te zijn;
- aangezien een registratiebewijs ontbreekt, moet ervan worden uitgegaan dat geen pandrecht is gevestigd. Hetzelfde geldt voor het feit dat de bedoelde bank als eerste begunstigde op het polisblad staat genoemd;
- op het polisblad staat niet vermeld wie de begunstigde is;
- de conclusie ten aanzien van het bovenstaande is dan volgens appellant dat de bedoelde verzekeringsuitkering aan hem had dienen toe te komen en dus niet aan de SNS Bank;
- appellant is van menig dat de erven gehouden zijn om het volledige bedrag van de uitkering aan hem uit te keren;
- als er al een grond was voor een afboeking van de uitkering op een lening, dan had het veel meer voor de hand gelegen om de uitkering in mindering te laten strekken op de tweede geldlening, waarbij appellant debiteur was, en ook om eerst de verkoopopbrengst in mindering op de schuld te laten strekken en pas daarna de uitkering van Klaverblad.
- verder bestrijdt appellant dat het tussen hem en erflaatster steeds de bedoeling is geweest dat een eventuele uitkering op de betreffende levensverzekering als aflossing op de eerste hypothecaire geldlening zou dienen;
- na verloop van een aantal jaren wilden partijen, die samen in de woning woonden, deze woning verbouwen. Daarvoor is de tweede hypotheek afgesloten. De bank was echter niet bereid om alleen aan erflaatster de lening te verstrekken. Appellant diende mee te tekenen hetgeen appellant heeft gedaan;
- alleen erflaatster was gerechtigd tot de woning en de daarop rustende hypothecaire geldleningen dienen materieel alleen ten laste van erflaatster te komen;
- gezien het bovenstaande vallen de woning en de daarop rustende geldleningen in het vermogen van de erflaatster.
- geïntimeerden betwisten dat geen sprake is van verpanding aan de SNS Bank NV;
- aangezien de levensverzekering was gekoppeld aan de in 2001 door erflaatster afgesloten hypotheek, is de uitkering onder de levensverzekering terecht door de hypotheekbank in mindering gebracht op de eerste hypotheek van erflaatster;
- op het moment van wijziging van de verzekeringsnemer van erflaatster in appellant, is er nog geen sprake van een 2e hypotheek. Bovendien is na het afsluiten van de 2e hypotheek de polis van levensverzekering niet meer gewijzigd;
- nu de verpanding op de gewijzigde polis van 12 maart 2004 middels de verpandingsclausule onverkort van toepassing is gebleven, stelt appellant ten onrechte dat aan de bepaling van de SNS Bank NV als eerste begunstigde geen waarde kan worden toegekend;
- geïntimeerden betwisten dat de uitkering onder de levensverzekering aan appellant toekomt nu de levensverzekering een risicoverzekering betrof.
Nader wordt aangetekend dat alle uit deze verzekering voortvloeiende rechten door de verzekeringsnemer zijn verpand aan de pandnemer, die deze verpanding heeft aanvaard en zichzelf als eerste begunstigde heeft aangewezen overeenkomstig de in de akte vermelde voorwaarden.”.Deze verpanding en aanwijzing van de begunstiging dient tot zekerheid voor de SNS Bank NV dat zij haar lening terugbetaald krijgt. Erflaatster is de verzekerde, maar niet de begunstigde uit hoofde van de polis. Eerste begunstigde is overeenkomstig de pandvoorwaarden in samenhang met de polisvoorwaarden inzake de begunstiging de SNS Bank NV en de verzekeringnemer – appellant – is tweede begunstigde. Alleen indien de uitkering meer zou hebben bedragen dan de hypothecaire schuld op het tijdstip van overlijden van erflaatster zou appellant uit hoofde van de pandovereenkomst in samenhang met de bepalingen van de polis inzake de begunstiging als tweede begunstigde een uitkering hebben gekregen.
Betaalde premies
Aandelendepot
Incidenteel appel
Kosten van de huishouding
- appellant had een hoger inkomen dan erflaatster;
- vanuit zijn inkomen werd een groot deel van de lasten van partijen betaald;
- terecht stelt de rechtbank in het bestreden vonnis van 25 juni 2014 dat de door hem geschetste feitelijke gang van zaken tijdens de samenleving niet ongeloofwaardig is.
Regresvordering tweede hypotheeklening
- erflaatster was eigenaar van de woning en debiteur op beide geldleningen. Appellant was slechts debiteur op de tweede geldlening;
- na verloop van een aantal jaren wilden partijen, die samen in de woning woonden, deze woning verbouwen. Daarvoor is de tweede hypotheek afgesloten. De bank was niet bereid om alleen aan erflaatster de lening te verstrekken. Appellant diende mee te tekenen hetgeen hij ook heeft gedaan;
- het bovenstaande toont naar de mening van appellant aan dat alleen erflaatster gerechtigd was tot de woning en dat de daarop rustende hypothecaire geldleningen materieel alleen ten laste van erflaatster dienen te komen;
- gezien het bovenstaande vallen de woning en de daarop rustende geldleningen in het vermogen van erflaatster;
- de rechtbank heeft terecht overwogen dat het enkele feit dat appellant hoofdelijk aansprakelijk was voor de tweede hypotheek jegens de bank niet meebrengt dat hij, na verkoop van de woning en aflossing van de hypotheek jegens de bank, is gehouden om de helft van die schuld aan de erven te voldoen;
- immers de tweede hypothecaire lening in 2004 is aangegaan met name in verband met veranderingen en verbeteringen van de woning, zodat ook het gedeelte van appellant uit de tweede lening nagenoeg direct na het verkrijgen van de gelden in de woning van erflaatster is geïnvesteerd.